6. Boosterpomp
Deze applicatiemacro is voor toepassingen van boosterpompen
waarbij de pompsnelheid volgende de signalen die van de
transducer worden ontvangen, wordt geregeld. Zie
onderstaande afbeelding.
Als in de AUTO-modus een directe snelheidsreferentie wordt
gebruikt, moet de snelheidsreferentie aan de analoge ingang
(AI1) worden aangesloten en wordt de opdracht START met de
digitale ingang (DI1) gegeven. In de HAND/UIT-modus worden
de snelheidsreferentie en de opdracht START via het
bedieningspaneel gegeven.
Als het proces PI(D) wordt gebruikt, moet het feedbacksignaal
op de analoge ingang 2 (AI2) worden aangesloten. Standaard
wordt de setpoint vanaf het bedieningspaneel ingesteld. Het kan
echter ook naar analoge ingang 1 worden gewijzigd. Proces
PI(D) moet in bedrijf worden gesteld en met parameters worden
bijgesteld
(Groep 40: PID 1
de PID-besturingsassistent (aanbevolen).
124
Gebruikershandleiding voor ACH550-02
INSTELLINGEN) of met gebruik van
Applicatiemacro's en bedrading