10 Configuratieniveau 1
Handelswijze
Programmering
56
=voorkeur van de meetwaarde-grafiek worden gewijzigd.
Aanduidingswaarde
100
80
Na elkaar twee meetpunten in gebruik nemen ((1), (3)), die zover mogelijk uit-
elkaar liggen.
Aan de meetpunten steeds de gewenste aanduidingswaarde (beginwaarde,
eindwaarde) opgeven in de regelaar. Het is zinvol om voor het bepalen van de
meetwaarde M1 en M2 een referentiemeetinstrument te gebruiken.
Tijdens de programmering moeten stabiele meetverhoudingen regeren.
h Meetpunt (1) in gebruik nemen
h Beginwaarde (2) ingeven
h Meetwaarde(3) in gebruik nemen
1. Is voor de beginwaarde=0 of voor de eindwaarde=1 ingesteld, dan moet de waarde
I
D
met
of
gewijzigd worden, om de waarde te corrigeren.
Ongecorrigeerd kengetal
Gecorrigeerd kengetal
1
Meetwaarde
van de regelaars
100