Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Installatie-Aanwijzingen - JUMO DICON 401 Gebruiksaanwijzing

Universele programmaregelaar universele programmagever
Inhoudsopgave

Advertenties

4 Elektrische aansluiting

4.1 Installatie-aanwijzingen

Bij de keuze van het kabelmateriaal, bij de installatie en bij de de elektrische
aansluiting van de regelaar dienen de voorschriften van VDE 0100 "Bestim-
mungen über das Errichten von Starkstromanlagen mit Nennspannungen
unter 1000 V" c.q. de nationaal geldende voorschriften opgevolgd te wor-
den
De elektrische aansluiting mag uitsluitend door vakkundig personeel ge-
daan worden.
De regelaar 2-polig van het net scheiden, indien er bij werkzaamheden
spanningsvoerende delen aangeraakt kunnen worden.
Een stroombegrenzingsweerstand onderbreekt bij een kortsluiting het voe-
dingscircuit. Om in geval van een kortsluiting in het belastingscircuit het
vastlassen van het uitgangsrelais te voorkomen, moet deze op de maximale
relaisstroom beveiligd zijn.
De elektrische compatibiliteit voldoet aan de normen en voorschriften zoals
genoemd in de technische specificaties.
vHoofdstuk 12.1 "Techische gegevens"
De ingangs-, uitgangs- en voedingskabels moeten ruimtelijk gescheiden en
niet parallel t.o.v. elkaar worden gelegd.
Sensor- en interfacekabels getwist en afgeschermd uitvoeren. Niet in de
buurt van stroomvoerende onderdelen of kabels leggen. Afscherming een-
zijdig op de regelaar aan de klem TE aarden.
Regelaar op de klem TE met de randaarde aarden. Deze kabel moet min-
stens dezelfde diameter hebben als de voedingskabels. Aardkabels ster-
vormig naar een gemeenschappelijk aardpunt leiden die met de aarde van
de voedingsspanning is verbonden. Aardkabels niet doorlussen, d.w.z. niet
van het ene naar het andere instrument leggen.
Op de netspanningsklemmen van de regelaar geen andere verbruikers aan-
sluiten.
De regelaar is niet geschikt voor installatie in een explosiegevaarlijke omge-
ving.
Naast een onjuiste installatie kunnen ook verkeerd ingestelde waarden op
de regelaar (ingestelde waarde, instellingen parameter- en configuratieni-
veau, wijzigingen intern in de regelaar) het navolgende proces v.w.b. het
functioneren nadelig beïnvloeden of beschadigingen veroorzaken. Daarom
moet er altijd een van de regelaar onafhankelijke veiligheidsinrichting aan-
wezig zijn zoals bijv. overdrukventielen of temperatuurbegrenzers/-bewa-
kers die alleen door geautoriseerd personeel kunnen worden ingesteld.
Houd in verband hiermee de geldende veiligheidsvoorschriften aan. Omdat
met een zelfoptimalisatie niet alle denkbare regelkringen kunnen worden
beheerst is theoretisch een instabiele parametrering mogelijk. De bereikte
gemeten waarde moet daarom worden gecontroleerd op zijn stabiliteit.
De meetingangen van de regelaar mogen t.o.v. TE een maximale spanning
van 30 V AC of 50 V DC hebben.
15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Dicon 501

Inhoudsopgave