Aanduidingseind
Meetbereikbegin
Meetbereikeinde
Filtertijdconstante
Klantspecifieke
nakalibratie
Beginwaarde
Eindwaarde
Klantspecifieke
nakalibratie
KONFIG 1
Parameter
ANZ-ENDE
MB-ANFG
MB-ENDE
FILTER
NACHKAL
ANF.WERT
ENDWERT
Via de analoge ingang van de regelaar wordt uit een signaal d.m.v. elektroni-
sche verwerking (omvorming, linearisering...) een meetwaarde ontwikkelt.
Deze meetwaarde gaat in op de berekeningen van de regelaar en kan op de
aanduiding afgebeeld worden (meetwaarde = aanduidingswaarde).
Indien nodig kan deze indeling beïnvloed worden, d.w.z. kan de situatie en de
10 Configuratieniveau 1
EINGÄNGE
Waarde/
Omschrijving
selectie
100.
-1999...100...+9999 digit
Bij meetwaardegevers met een-
heidssignaal en bij weerstandspo-
tentiometers wordt het fysische
signaal in een aanduidingswaarde
geplaatst;
Bijv.: 0 ... 20mA
Het bereik van de fysische signalen
kan met 20% onder- of overschre-
ven worden, zonder dat het alarm
uitgaat.
-1999.
-1999...+9999 digit
9999.
-1999...+9999 digit
Het meetbereik van de meetwaarde-
gever kan ter bewaking worden be-
perkt. Een onder- of overschrijving
van de grenzen (meetbereikbegin, -
einde) heeft een alarm tot gevolg.
Bijv.:
Pt100 (meetbereik: -200 ... +850°C)
Bij temperaturen buiten een bereik
van 15 ... 200°C zal een alarmmel-
ding worden gegeven.
→ Meetbereikbegin: 15
0.6
0...0,6...100 sec.
Voor toepassing van de digitale in-
gangsfilters (0 sec. = filter uit)
indien filtertijdconstante groot is:
- hoge tempering van stoorsignalen
- langzame reactie van de gemeten
waarde-aanduiding op wijzigingen
- kleine grensfrequentie
(laagdoorlaatfilter 2e orde)
0.
-1999...0...+9999 digit
1.
-1999...1...+9999 digit
(verklaring zie hieronder)
Fabrieksmatige instellingen zijn vet afgebeeld.
ANALOG 1
0 ... 1500°C.
Meetbereikeinde: 200
van de gemeten waarde
55