Functiebeschrijving
Smart Grid
(vervolg)
Potentiaalvrij contact
1 (
)
2 (
)
C
D
X
X
X Contact actief
Contact niet actief
0
Aanwijzingen bij de functies 3 en 4
■
Aangezien stroomoverschot wordt gebruikt, wordt
het elektrisch opgenomen vermogen niet meegere-
kend voor de jaararbeidsfactor.
De gewenste temperaturen kunnen ook bij gebruik
■
van eigen stroom aangepast worden. Als gebruik
van eigen stroom en de functie
geldt telkens de hoogste aanpassing van de
gewenste waarde: zie hoofdstuk "Fotovoltaïsch sys-
teem".
Extra verwarmingen
Kamerverwarming
Als extra verwarming voor de ruimteverwarming kan
een CV-water-doorstroomtoestel en/of een externe
verwarmingstoestel worden gebruikt. Beide apparaten
worden aangestuurd door de warmtepomprege-
ling. "Voorrang externe verwarmingstoestel/CV-
water-doorstroomtoestel 7B01 " legt vast welke
warmtebron de warmtepompregeling bij verhoogde
warmtevraag in de CV-circuits met voorrang inscha-
kelt.
38
Functie
4
De installatiecomponenten worden tot de ingestelde max. temperaturen ver-
warmd of tot de min. temperaturen gekoeld. De compressor schakelt onmiddel-
lijk in, ook als er geen periode in het tijdprogramma actief is.
Max. temperaturen voor verschillende functies:
Tapwaterverwarming:
■
"Max. warmwatertemperatuur 6006"
Verwarming buffer:
■
"Max. temperatuur buffer 7204"
Kamerverwarming:
■
"Max. aanvoertemperatuur verwarmingscircuit 200E"
Kamerkoeling:
■
"Minimale aanvoertemperatuur koeling 7103"
Om de max. temperaturen te bereiken, mag het verwarmingswater-door-
■
stroomtoestel ingeschakeld worden. De max. trap is instelbaar ("Smart Grid
vrijgave E-verwarming 7E82").
Op de overige extra verwarmingen, bijv. externe warmtegenerator, hebben de
■
max. gewenste temperaturen geen invloed. De extra verwarmingen worden
uitgeschakeld bij de grenzen, die zonder Smart Grid gelden.
De installatiecomponenten worden achtereenvolgens volgens de vastgelegde
■
prioriteiten verwarmd of gekoeld, bijv. tapwaterverwarming voor kamerverwar-
ming.
De "Uitschakelgrens warmtepomp bivalente werking 7B0F" wordt naar
■
30 °C verschoven, zodat de warmtepomp ook bij lage buitentemperaturen in
–
werking blijft.
tegelijk actief zijn,
3
Opmerking
Het gebruik van een CV-water-doorstroomtoestel en/of
een externe verwarmingstoestel is niet mogelijk bij alle
warmtepompen.
Tapwaternaverwarming
Zie hoofdstuk "Tapwaternaverwarming met extra ver-
warmingen" op pagina 43.