Diagnose
Koelcircuit
(vervolg)
Meldingsco-
Betekenis
de
0A
Kortsluiting/onderbreking
S
lagedruksensor
0B
Kortsluiting/onderbreking
S
aanvoertemperatuursen-
sor secundair circuit in het
toestel
0E
Kortsluiting/onderbreking
S
zuiggastemperatuursen-
sor
16
Parameter "Vermogen
H
compressortrap 5030"
niet correct ingesteld.
1E
Regelaarprintplaat defect
S
1F
Parameter "Vermogen
―
compressortrap 5030"
niet correct ingesteld.
20
Condensatiedruk te hoog
H
(regelhogedruk)
21
Verdampingsdruk te laag
H
(lagedrukstoring)
25
Werkingspunt van het
H
koelcircuit ligt buiten de
toepassingsgrenzen.
28
Maximale hogedruk
H
2F
Waarde lager dan mini-
H
maal vereiste verdam-
pingsdruk
30
Retourtemperatuur secun-
H
dair circuit is voor het ont-
dooien 4x na elkaar lager
dan 18 °C.
39
Verschil tussen aanvoer-
H
temperatuur in het toestel
en retourtemperatuur is
voor het ontdooien groter
dan 12 K.
178
Gedrag van de warmte-
pomp
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Beide compressoren uit
Ontdooiprocedure wordt
niet gestart.
Ontdooiprocedure wordt
niet gestart.
Maatregel
Spanning aan de aansluiting van de
lagedruksensor op de EEK-printplaat
meten: zie "Regelaarprintplaat en
EEK-printplaat [6]".
0,5 V: 0 bar
■
4,5 V: Maximale druk, zie sensorop-
■
druk.
Weerstandswaarde (NTC 10 k
de sensoraansluiting van de regelaar-
printplaat controleren: zie "Regelaar-
printplaat en EEK-printplaat [6]".
Weerstandswaarde (NTC 10 k
de sensoraansluiting van de EEK-
printplaat controleren: zie "Regelaar-
printplaat en EEK-printplaat [6]".
"Vermogen compressortrap 5030"
volgens typeplaatje instellen. Vervol-
gens warmtepompregeling uitschake-
len. 1 min wachten. Daarna warmte-
pompregeling opnieuw inschakelen.
Regelaarprintplaat vervangen.
"Vermogen compressortrap 5030"
volgens typeplaatje instellen. Vervol-
gens warmtepompregeling uitschake-
len. 1 min wachten. Daarna warmte-
pompregeling opnieuw inschakelen.
Zoals "D4 Regelhogedruk":
zie "Overzicht van de meldingen" voor
de warmtepompregeling.
Zoals "D3 Lage druk": zie "Overzicht
van de meldingen" voor de warmte-
pompregeling.
Positie van het werkingspunt controle-
ren: Zie "Compressordraaiveld" en/
of "Compressordraaipad".
Parameter compressor ("5xxx")
■
door "expert" laten controleren.
Evt. gewenste boilertemperatuur la-
■
ger instellen.
Lagedruksensor controleren: Zie
■
meldingscode "0A".
Hoeveelheid koudemiddel controle-
■
ren. Evt. hoeveelheid aanpassen.
Warmtevraag in secundair circuit
■
verminderen, bijv. gewenste kamer-
temperatuur verlagen.
Warmteafname in het secundair cir-
■
cuit verminderen.
Warmtevraag in secundair circuit
■
verminderen, bijv. gewenste kamer-
temperatuur verlagen.
Warmteafname in het secundair cir-
■
cuit verminderen.
) aan
Ω
) aan
Ω