Servicefuncties
Functiecontrole
(vervolg)
Functie
"Verw.cir. 1"
"Verw.cir. 2"
"Verw.cir. 3"
"Koelcircuit SKK"
"Warm water" (warmwaterboiler)
"Zwembad"
"Extra elek. verwarm." (verwar-
mingswater-doorstroomtoestel)
"VTB extra elek. verw."
"Warmtepomp"
"Ontdooien"
/
"Externe warmtepomp"
194
Gedrag van de installatie
Secundaire pomp en CV-pomp verwarmings-/koudecircuit A1/VC1 wor-
den ingeschakeld.
CV-pomp verwarmings-/koudecircuit M2/VC2 of M3/VC3 wordt inge-
■
schakeld.
Mengklep verwarmings-/koelcircuit M2/VC2 of M3/VC3 opent/sluit in 5-
■
minuten-puls.
:
Primaire pomp en circulatiepomp afzonderlijk koelcircuit worden inge-
■
schakeld.
Mengklep voor NC-functie opent/sluit in 5-minuten-puls. NC-signaal
■
wordt geactiveerd.
/ :
4-weg-omschakelklep wordt geschakeld.
■
Circulatiepomp afzonderlijk koelcircuit wordt ingeschakeld.
■
Volgende componenten worden in- of omgeschakeld:
Secundaire pomp
■
3-wegomschakelklep "Verwarmen/tapwaterverwarming"
■
Boilerlaadpomp (tapwaterzijde)
■
Secundaire pomp wordt ingeschakeld.
■
Circulatiepomp voor zwembadverwarming en de 3-weg-omschakelklep
■
worden 1-minuten-puls in- en uitgeschakeld.
Secundaire pomp wordt ingeschakeld.
■
Nadat het minimumdebiet bereikt is, wordt de 1e trap van de verwar-
■
mingswaterdoorstromer ingeschakeld.
In afstanden van 30 s worden de 2e trap en de 3e trap van de verwar-
■
mingswaterdoorstromer ingeschakeld.
Verwarmingswaterdoorstromer regelt op een aanvoertemperatuur van
■
30 °C.
Trap 3 van het verwarmingswater-doorstroomtoestel wordt ingescha-
■
keld.
De secundaire pomp wordt niet ingeschakeld.
■
Zodra de temperatuur aan de voeler van de capillaire buizen 85
reikt, moet de veiligheidstemperatuurbegrenzer geactiveerd worden.
Veiligheidstemperatuurbegrenzer werd geactiveerd:
■
De verwarmingswaterdoorstromer schakelt bij werking "Extra elek.
verwarm." niet in. De aanvoertemperatuur van het secundaire circuit
stijgt niet.
Veiligheidstemperatuurbegrenzer werd niet geactiveerd:
■
De verwarmingswaterdoorstromer schakelt bij de werking "Extra elek.
verwarm." in. De aanvoertemperatuur van het secundaire circuit stijgt.
Secundaire pomp en primaire pomp/ventilator buitenunit worden inge-
■
schakeld.
Compressor regelt op gewenste waarde. Compressorvermogen wordt
■
ingesteld.
Secundair circuit wordt op 30 °C retourtemperatuur geregeld.
■
Ontdooifunctie wordt gestart.
■
Proces wordt beëindigd, als verdampertemperatuur uitschakelwaarde
■
bereikt.
Alle volgende warmtepompen worden voor de verwarming ingeschakeld
en telkens op een retourtemperatuur in het secundaire circuit van 30 °C
geregeld.
8
–
°C be-