3.
Selecteer een effect.
Gebruik de pijltjestoetsen <
> <
> om het effect te selecteren.
Als u [Voorinstelling] selecteert en op <
> drukt, kunt u [VIVID],
[SOFT] of andere vooraf ingestelde effecten wijzigen. [AUTO1],
[AUTO2] en [AUTO3] zijn effecten die door de camera worden
aanbevolen op basis van de beeldomstandigheden.
U kunt effecten zoals [Helderheid] of [Contrast] selecteren door op
<
> te drukken en vervolgens de pijltjestoetsen <
> <
> te
gebruiken.
Druk op <
> wanneer de aanpassing is voltooid.
471