Problemen oplossen
Foto's zijn onder- of overbelicht.
Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg
donker of erg licht uitziet (p. 28).
Gebruik FE-vergrendeling als de foto een sterk reflecterend
voorwerp bevat (p. 30).
Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik
kleiner naarmate de sluitertijd korter wordt. Verklein de afstand tot
het onderwerp (p. 31).
De onderkant van de foto ziet er donker uit.
Zorg voor een minimale afstand van 0,5 m tot het onderwerp.
Zet de flitskop 7° naar beneden (p. 34) als de afstand tot het
onderwerp minder dan 1 m is.
Verwijder de lenskap als deze aan de camera is bevestigd.
De rand van de foto ziet er donker uit.
Stel de flitsdekking in op <L> (automatisch) (p. 38).
Stel een flitsdekking in die breder is dan de opnamezichthoek (p. 38)
als u de flitsdekking handmatig instelt.
Zorg ervoor dat C.Fn-21-1 niet is ingesteld (p. 117).
De foto is erg onscherp.
Als de opnamemethode is ingesteld op <f> (AE-modus met
diafragmavoorkeur) en de scène donker is, wordt automatisch een
lage synchronisatiesnelheid toegepast (de sluitertijd wordt langer).
Gebruik een statief of stel de opnamemodus in op <d> (program
AE) of op volledig automatisch (p. 25). U kunt de
synchronisatiesnelheid ook instellen in [Flitssync.snelheid AV-
modus] (p. 54).
128