BD Kiestra™ WCA-gebruikershandleiding
7. Selecteer de gewenste instelling en dan OK. De gewijzigde instelling wordt dan
toegewezen aan de geselecteerde stapelaar.
8. Selecteer Save (Opslaan).
9. Selecteer nogmaals Save (Opslaan) in het vervolgkeuzemenu om de wijzigingen te
bevestigen.
22.1.2
Een stapelaarsorteerprofiel maken
1. Volg stap 1 t/m 8 in
2. Selecteer, nadat u Save (Opslaan) hebt geselecteerd, Save as (Opslaan als) in het
vervolgkeuzemenu om de instellingen op te slaan in een nieuw profiel.
3. Sla het nieuwe profiel met een toepasselijke naam. Het nieuwe profiel wordt vervolgens
toegevoegd aan de lijst met bestaande profielen.
22.1.3
Een nieuw profiel selecteren
1. Selecteer in het hoofdmenu Stacker Configuration (Configuratie stapelaar).
2. Controleer in het veld Height (Hoogte) onder elke stapelaarkolom of er zich schalen in de
stapelaars bevinden. Het eerste getal verwijst naar het daadwerkelijke aantal schalen op
de stapel. Het tweede getal verwijst naar het maximale aantal schalen voor die stapel.
3. Selecteer Push Stack (Stapel duwen) als er schalen aanwezig zijn in de gewenste
stapelaars. Alle nog aanwezige schalen worden dan uit de stapelaars geduwd. Als er een
batch wordt verwerkt door de module, wordt de foutmelding Push Stack (Stapel duwen)
weergegeven.
4. Selecteer Profiles (Profielen) en vervolgens Load Profile (Profiel laden).
22.2
Sortering van ReadA™ Compact-stapelaars
Als u een ReadA™ Compact-stapelaar wilt configureren:
1. Open op het ProceedA-werkstation de DB Manager-toepassing.
2. Selecteer in het linkermenu Workstations (Werkstations).
3. Selecteer in het linkerdeelvenster de + links van ProceedA om de ProceedA-modules weer
te geven.
4. Selecteer in het linkerdeelvenster de + links van ModularPart om de submodules weer te
geven.
5. Selecteer in het linkerdeelvenster de stapelaar die u wilt configureren. De eerste
ReadA™ Compact die is verbonden met de WCA-transportband, wordt SelectA, de
tweede ReadA™ Compact wordt SelectA2, etc. De stapelaars worden aangemerkt als
stapelaar1, stapelaar2, etc. Als u bijvoorbeeld de eerste stapelaar van de eerste
ReadA™ Compact wilt configureren, selecteert u SelectAstacker1 (SelectAstapelaar1).
6. In het rechterdeelvenster
selecteert u het tabblad Skills (Kwalificaties) om een kwalificatie toe te wijzen aan de
l
stapelaar, en vinkt u vervolgens de gewenste kwalificatie aan, of
u selecteert Skills (Kwalificaties) om de stapelaar te definiëren als een foutstapelaar,
l
afvalstapelaar, een voorgedefinieerde externe-werkstationstapelaar, een IdentifA-
stapelaar of een algemene-uitvoerstapelaar (zie
220
22.1.1 De stapelaarsorteermethode
wijzigen.
20.10.1 Speciale