Verschilregeling
= constant houden van de temperatuur tussen twee sensoren.
Het constant houden van het temperatuurverschil (-differentie) tussen bv. S1 en S2 leidt
tot een „modulerend" bedrijf van de collector. Daalt S1 als het gevolg van een afnemende
zoninstraling, daalt daarmee ook het verschil tussen S1 en S2. De regelaar verlaagt daarop
het toerental, hetgeen de verblijfstijd van het medium in de collector en daarmee het verschil
tussen S1 - S2 weer verhoogt. Voorbeeld:
D ifferentie r egeling in n ormaal bedrijf tussen sensor S 1 en S 2 . (standaard = --)
DR N12
Instelbereik:
SWD 7.5 De gewenste waarde ( S oll w ert) van de d ifferentieregeling bedraagt 7,5 K. Volgens
voorbeeld wordt dus het temperatuurverschil tussen S1 en S2 op 7,5K constant
gehouden.
Let op : SWD dient altijd groter te zijn als de uitschakeldifferentie van de
basisfunctie. Bij een kleinere SWD blokkeert de basisfunctie de vrijgave van de
pomp, voordat de toerentalregeling de gewenste waarde heeft bereikt. (standaard
= 10K)
Instelbereik:
Indien tegelijkertijd de absolute waarderegeling en de verschilregeling actief zijn, "wint" het
laagste toerental uit de beide regelprincipes.
98
DR N12 tot DR N65, DR I12 tot DR I65)
DR -- = Verschilregeling is gedeactiveerd.
0,0 tot 9,9K in stappen van 0,1K / 10 tot 99K in stappen van 1K