De statusweergave
De statusweergave biedt in bijzondere systeemomstandigheden en bij problemen
informatie. Deze is in eerste lijn voor solarsystemen voorzien, maar kan ook voor andere
schema's ondersteuning geven. De statusweergave . De statusweergave kan echter alleen
op basis van een actieve functiecontrole van defecte sensoren S1 tot S6 melden. In een
solarsysteem dient een onderscheid te worden gemaakt tussen drie weergavemogelijkheden:
Functiecontrole en collector-overtemperatuur zijn niet actief = de systeemstatus
wordt niet weergegeven. In
Collector-overtemperatuur is actief = de gedurende een systeemstilstand optredende
overtemperatuur op de collector leidt gedurende deze tijd in
KUETAB (Collector-overtemperatuur uitschakeling is actief). De weergave
knippert niet.
Functiecontrole is actief = controle op onderbreking ( UB ) cq. kortsluiting ( KS ) van
sensoren evenals circulatieproblemen (indien geactiveerd). Is de uitgang actief en het
temperatuurverschil tussen twee sensoren, over een tijdsduur van meer dan 30 minuten,
is hoger als 60K, wordt de foutmelding ZIRKFE (circulatiefout) weergegeven. Door de
index in de onderste displayregel wordt de uitgang aangeduid, waarbij een circulatiefout
is opgetreden. Door de index aan de zijkant van het display wordt de uitgang
weergegeven, waarbij een circulatiefout is opgetreden.
Legionellafunctie is actief = gedurende de looptijd LZ wordt onder Stat LEGION
weergegeven.
Drain-Back-functie met beveiliging tegen vloeistoftekort is actief = bij vloeistoftekort wordt
onder Stat DB ERR weergegeven en de solarpomp uitgeschakeld. Een reset is alleen
door het uit- en inschakelen van de regelaar mogelijk.
Foutmeldingen (en
en dienen in het statusmenu via het commando CLEAR gewist te worden.
Bij geactiveerde bewakingsfuncties en een correct systeembedrijf verschijnt in
de weergave OK . Bij een uitzonderlijke situatie knippert
displaypositie.
In het statusmenu kan alleen toegang verkregen worden, indien een fout is opgetreden. Er
verschijnt dan in
Indien één van beide stuuruitgangen op „ STAT N " of STAT I " is ingesteld en de
functiecontrole
Sensorkortsluiting en Circulatiefout" de stuuruitgang omgeschakeld. Vervolgens kan via een
hulprelais (HIREL61-STAG) deze foutmelding aan een signaalgever worden doorgegeven.
Bij een uitschakeling op basis van collector-overtemperatuur KUETAB wordt de stuuruitgang
echter niet omgeschakeld.
114
Status
Status verschijnt in het display alleen een balk.
Status knippert) blijven ook na het verdwijnen van de fout zichtbaar
Status de weergave ENTER op de plaats van OK cq. KUETAB .
is
geactiveerd,
wordt
bij
foutmeldingen
Status tot de weergave
Status, onafhankelijk van de
„Sensoronderbreking,
Status
Status