Montage van het apparaat
LET OP!
Voor het openen van de behuizing altijd de stekker uittrekken!
Werkzaamheden binnen de behuizing alleen spanningsloos uitvoeren.
De schroef aan de bovenzijde van de behuizing losdraaien en deksel eraf nemen. De
regelaarelektronica bevindt zich in de deksel. Door contactpennen wordt later bij het
terugplaatsen de verbinding met de klemmen op de grondplaat hersteld. De grondplaat kan
door de beide gaten met het meelgeleverde montagemateriaal aan de wand worden
bevestigd ( met de kabeldoorvoeringen naar beneden ).
Elektrische aansluiting
Let op: De elektrische aansluiting mag alleen door vakpersoneel volgens de geldende
richtlijnen geschieden. De sensorleidingen mogen niet met de netspanning samen in een
kabelkanaal worden verlegd. De maximale belasting van uitgang A1 bedraagt 1,5A en die
van uitgangen A2 en A3 bedraagt ieder 2,5A! Alle uitgangen zijn gezamenlijk met het
apparaat op 3,15A afgezekerd. Bij een directe aansluiting van filterpompen is daarbij
noodzakelijkerwijs op het vermogen te letten. Een verhoging van de afzekering naar max. 5A
(middeltraag) is toegestaan. Voor alle aardleidingen daarvoor de beschikbare klemlijst PE te
gebruiken.
Opmerking: Ter beveiliging tegen bliksemschade dient het systeem volgens de
voorschriften te worden geaard en met een overspanningsbeveiliging te zijn uitgevoerd.
Sensoruitval door onweer cq. door elektrostatische lading zijn meestal op een ondeugdelijke
montage te herleiden. Alle sensormassa's
wisselen.
zijn intern verbonden en willekeurig uit te
61