6.7 Roerwerk
De kogelkraan aan zuigzijde op Water/spuitvloeistof uit spuitvloeistoftank zuigen en de kogel-
¾
kraan aan drukzijde op Roerwerk zetten.
De aftakas inschakelen. Er wordt met het volledige vermogen geroerd.
¾
De intensiteit van het roerwerk kan tijdens het circuleren/spuiten manueel via de wegkraan in-
¾
gesteld worden. Daartoe moet de kogelkraan aan drukzijde op Circulatie/spuiten worden gezet.
6.8 Mixtank
Middel tijdens het vulproces toevoegen: de kogelkraan aan zuigzijde op Spuitvloeistoftank via
¾
zuigaansluiting vullen en de kogelkraan aan drukzijde op Mixtank zetten.
Middel bij gevulde spuitvloeistoftank toevoegen: de kogelkraan aan zuigzijde op Water uit spuit-
¾
vloeistoftank zuigen en de kogelkraan aan drukzijde op Mixtank zetten.
De aftakas inschakelen.
¾
Als alle middelen werden toegevoegd en de mixtank werd gereinigd, de aftakas weer uitscha-
¾
kelen.
6.9 Circulatie/spuiten
De kogelkraan aan zuigzijde op Water/spuitvloeistof uit spuitvloeistoftank zuigen en de kogel-
¾
kraan aan drukzijde op Circulatie/spuiten zetten.
Door het inschakelen van de aftakas wordt de zuigermembraanpomp geactiveerd.
¾
Op de terminal de circulatie activeren.
¾
Via de manuele kraan kan de intensiteit van het roerwerk tijdens het circuleren/spuiten ingesteld
¾
worden.
6.10 Aftap restvloeistof
Geschikte opvangbak onder de aftap zetten en kogelkraan openen.
¾
De kogelkraan aan zuigzijde op Aftap restvloeistof en de kogelkraan aan drukzijde op Circulatie/
¾
spuiten zetten.
Als de spuitvloeistoftank en de leidingen geleegd zijn, de kogelkraan aan zuigzijde op Water uit
¾
spuitvloeistoftank zuigen zetten.
Kogelkraan sluiten en de opgevangen restvloeistof volgens de afvalvoorschriften verwijderen.
¾
90