5.8 Roerwerk
De kogelkraan aan zuigzijde op Water/spuitvloeistof uit spuitvloeistoftank zuigen en de kogel-
¾
kraan aan drukzijde op Roerwerk zetten.
Op de externe bedieningsterminal Mini de pomp activeren. Er wordt met het volledige vermogen
¾
geroerd.
De intensiteit van het roerwerk kan tijdens het circuleren/spuiten manueel via de wegkraan in-
¾
gesteld worden. Daartoe moet de kogelkraan aan drukzijde op Circulatie/spuiten worden gezet.
5.9 Mixtank
Middel tijdens het vulproces toevoegen: de kogelkraan aan zuigzijde op Spuitvloeistoftank via
¾
zuigaansluiting vullen en de kogelkraan aan drukzijde op Mixtank zetten.
Middel bij gevulde spuitvloeistoftank toevoegen: de kogelkraan aan zuigzijde op Water uit spuit-
¾
vloeistoftank zuigen en de kogelkraan aan drukzijde op Mixtank zetten.
Op de externe bedieningsterminal Mini de pomp activeren.
¾
Middelen kunnen alleen toegevoegd worden, als het niveau van de spuitvloeistoftank lager is
¾
dan het nominale volume.
Als alle middelen werden toegevoegd en de mixtank werd gereinigd, de pomp op de externe
¾
bedieningsterminal Mini weer deactiveren.
5.10 Circulatie/spuiten
De kogelkraan aan zuigzijde op Water/spuitvloeistof uit spuitvloeistoftank zuigen en de kogel-
¾
kraan aan drukzijde op Circulatie/spuiten zetten.
Op de terminal de circulatie activeren.
¾
Via de manuele kraan kan de intensiteit van het roerwerk tijdens het circuleren/spuiten ingesteld
¾
worden.
5.11 Aftap restvloeistof
Geschikte opvangbak onder de aftap zetten en kogelkraan openen.
¾
De kogelkraan aan zuigzijde op Aftap restvloeistof en de kogelkraan aan drukzijde op Circulatie/
¾
spuiten zetten.
Als de spuitvloeistoftank en de leidingen geleegd zijn, de kogelkraan aan zuigzijde op Water uit
¾
spuitvloeistoftank zuigen zetten.
Kogelkraan sluiten en de opgevangen restvloeistof volgens de afvalvoorschriften verwijderen.
¾
85