In wegmodus is geen stuurfunctie mogelijk. Om naar wegmodus te kunnen omschakelen, moet
¾
de stuurinrichting recht staan.
Bij de overgang van veldmodus (b) of veldmodus automatisch (c) naar wegmodus (a) wordt
¾
automatisch gevraagd de assen te centreren.
In veldmodus (b) kan met de sneltoetsen (i) en (k) of met de joystick de as naar links/rechts
¾
gedraaid worden.
Met de sneltoets (l) of de joystick kan de as in veldmodus (b) gecentreerd worden.
¾
In de veldmodus automatisch (c) staan de sneltoetsen (i), (k) en (l) evenals de overeenkomstige
¾
functies op de joystick voor het sturen en centreren van de assen enkel bij het achteruitrijden
ter beschikking.
Door de activering van de keermodus (f) wordt bevestigd dat na het achteruitrijden de veldmodus
¾
automatisch (c) actief blijft. Als de keermodus (f) niet actief is, keert de stuurinrichting na het
achteruitrijden naar de veldmodus (b) terug.
Bij actieve veldmodus automatisch (c) en actieve hellingcorrectie (e) kan met de sneltoetsen
¾
correctiewaarde verhogen (m)/ correctiewaarde verlagen (n) of bij het vooruitrijden met de joys-
tick links sturen/rechts sturen de intensiteit van de hellingcorrectie in procent ingesteld worden.
Als in tegenrichting op de helling wordt gereden, wordt de correctiewaarde automatisch naar
¾
de tegenovergestelde richting omgerekend.
Als de machine zich op een vlak terrein bevindt, wordt de stuurcorrectie automatisch aangepast.
¾
De functie 'Hellingcorrectie' mag enkel geactiveerd worden als dat op het terrein nodig is!
Als u vooral op vlak terrein rijdt, mag de hellingcorrectie niet geactiveerd worden.
Een groen driehoekje onder de stuurhoek (h) geeft aan dat de stuurinstelling gecentreerd is.
¾
38
OPMERKING