FastCheck
Als een nieuwe regeleenheid van het additief is geïnstalleerd in een voertuig, moet
deze geprogrammeerd worden met de huidige hoeveelheid additief in het reservoir.
Voordat u deze functie gebruikt dient u er voor te zorgen dat:
1. u de aanwezige "hoeveelheid additief" in het reservoir weet. Dit kunt u
realiseren door de waarde af te lezen van de oude regeleenheid van het additief,
terwijl deze nog geïnstalleerd is (gebruik hiervoor de waarde van de live data
(actuele gegevens) van de "Hoeveelheid additief"). Als u de oude regeleenheid
al heeft verwijderd, kunt u deze waarde verkrijgen door het correcte EMS-
systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust en deze waarde
aflezen van de Live Data (actuele gegevens).
2. De nieuwe regeleenheid van het additief is geïnstalleerd.
De monteur wordt gevraagd om de waarde van de "Hoeveelheid additief" in te
voeren, die vervolgens wordt weggeschreven naar de nieuwe regeleenheid.
Uitwisselbaarheid
Zoals reeds eerder vermeld, is het niet mogelijk om een voertuig te upgraden dat
gebruik maakt van het type additief DPX42 of EOLYS176 (DPX10).
Het is echter mogelijk een regeleenheid van het additief met bepaling van het type
additief DPX42 of EOLYS176 (DPX10) te installeren, om een regeleenheid met
typebepaling DPX42 te vervangen, mits de volgende handelingen worden
uitgevoerd:
1. Volg het bovenstaande proces voor het vervangen van de regeleenheid.
2. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op
DPX42.
Als u een regeleenheid voor het additief installeert met bepaling van het type
additief EOLYS176 (DPX10) om een regeleenheid te vervangen met typebepaling
EOLYS176 (DPX10), dienen de volgende handelingen te worden uitgevoerd:
1. Volg het bovenstaande proces voor het vervangen van de regeleenheid.
2. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op
EOLYS176. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te
stellen op EOLYS176.
Aanpassingen resetten
Het doel van de functie "Aanpassingen resetten" is het resetten van de
basisinstellingen (naar nul) die opgeslagen zijn in het geheugen van de regeleenheid.
Deze basisinstellingen variëren overeenkomstig de leeftijd van de motor en het doel
ervan is het handhaven van een perfect afgesteld motorsysteem. Na het uitvoeren
van een reset leert de regeleenheid opnieuw de waarden in, hetzij automatisch of
door het uitvoeren van een aantal stappen door de monteur.
52