92
Instrumenten en bedieningsorganen
Drukverliesdetectiesysteem 3 180,
bandenspanningscontrolesysteem
3 179.
Interactief rijsysteem (IDS),
elektronische
dempingsregeling (CDC),
SPORT-modus
IDS+ brandt geel.
Brandt na het openen van het be‐
stuurdersportier ca. 10 seconden.
Branden tijdens het rijden wijst op een
storing in het systeem. Om veilig‐
heidsredenen wordt overgeschakeld
op een stuggere onderstelafstem‐
ming. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
IDS
Plus
3 145, CDC 3 146, SPORT-
modus 3 145.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Voorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand
zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij an‐
dere weggebruikers te hinderen.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan
worden geactiveerd.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Laag motoroliepeil
S brandt geel.
Het motoroliepeil wordt automatisch
gecontroleerd.
Brandt bij een draaiende motor
Laag motoroliepeil. Motoroliepeil con‐
troleren en eventueel motorolie bijvul‐
len 3 159.
Laag brandstofpeil
Y brandt of knippert geel.
Brandt
Brandstofpeil te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Tank nooit leeg‐
rijden.
Katalysator 3 131.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 162.