Keuzehendel
De keuzehendel altijd zover mogelijk
in de gewenste richting bewegen. Als
de hendel wordt losgelaten, keert hij
altijd vanzelf terug naar de middelste
stand.
N = Neutrale stand.
A = Wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modus.
Op het versnellingsbakdisplay
verschijnt A of M.
R = Achteruitversnelling. Uitslui‐
tend inschakelen als de auto
stilstaat.
+ = Opschakelen naar een hogere
versnelling.
- = Terugschakelen naar een la‐
gere versnelling.
Wegrijden
Rempedaal bedienen en keuzehen‐
del naar A, + of - bewegen. De ver‐
snellingsbak staat in de automatische
modus en de eerste versnelling wordt
ingeschakeld. Bij het selecteren van
R wordt de achteruitversnelling inge‐
schakeld.
Na het loslaten van de rem rijdt de
auto langzaam weg.
Om weg te rijden zonder het rempe‐
daal te bedienen, meteen na het in‐
schakelen van een versnelling gas
geven.
Wordt noch het gaspedaal noch het
rempedaal bediend, dan is er geen
versnelling ingeschakeld en knippert
de aanduiding A of R korte tijd op het
display.
Rijden en bediening
Auto stoppen
Bij het stoppen in stand A wordt de
eerste versnelling ingeschakeld en de
koppeling gelost. In stand R blijft de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Afremmen op de motor
Automatische modus
Bergafwaarts schakelt de geautoma‐
tiseerde versnellingsbak pas bij ho‐
gere toeren op. Bij het remmen wordt
tijdig teruggeschakeld.
Handgeschakelde modus
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een la‐
gere versnelling selecteren.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is
vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Keuzehendel meerdere ma‐
len tussen stand R en stand A heen
en weer halen. Motor niet te hoge toe‐
ren laten maken en snel optrekken
voorkomen.
139