82
Instrumenten en bedieningsorganen
Het infotainment-systeem moet uitge‐
schakeld zijn. Voor het oproepen van
de instelmodus, toets Ö ca. 2 secon‐
den indrukken. Met toets ; wordt de
knipperende waarde ingesteld. Toets
Ö gebruiken om naar de volgende in‐
stelling te gaan of de instelmodus te
verlaten.
Automatische tijdsynchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste FM-
zenders stelt de tijd automatisch in, te
herkennen aan } op het display.
Sommige zenders zenden geen cor‐
rect tijdsignaal uit. Het is dan zinvol de
automatische tijdsynchronisatie uit te
schakelen.
Instelmodus oproepen en naar het in‐
stellen van de jaren gaan. Toets Ö ca.
3 seconden ingedrukt houden tot } op
het display knippert en de aanduiding
"RDS TIME" verschijnt. Met toets ;
de functie inschakelen (RDS TIME 1)
of uitschakelen (RDS TIME 0). Instel‐
modus verlaten met toets Ö.
12V-aansluitingen
De 12V-aansluitingen voor accessoi‐
res zitten in de middenconsole en in
de bagageruimte.
12V-aansluitingen niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte
stekkers. Bij aansluiting van elektri‐
sche accessoires terwijl de motor stil‐
staat, raakt de accu ontladen. Het
maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan
120 watt. Geen accessoires aanslui‐
ten die stroom leveren, zoals laadtoe‐
stellen of accu's.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Aansteker