112
Verlichting
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
De alarmknipperlichten worden auto‐
matisch ingeschakeld wanneer de
airbags in werking treden.
Richtingaanwijzers
Hendel
= rechter richtingaanwij‐
omhoog
zersignaal
Hendel
= linker richtingaanwij‐
omlaag
zersignaal
De hendel keert altijd terug naar de
uitgangspositie.
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐
draaien van het stuurwiel gaat de
richtingaanwijzer automatisch uit.
Om driemaal te knipperen, bijv. om
van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
Richtingaanwijzer handmatig uit‐
schakelen door aantippen van de
hendel.
Mistlampen