Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP)
v knippert of brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden.
Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het mo‐
torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd 3 144.
Brandt tijdens het rijden
Het systeem is uitgeschakeld of er is
een storing in het systeem. Verder rij‐
den is mogelijk. De rijstabiliteit kan
echter afhankelijk van de staat van
het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
ESP®
Plus
3 144.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten.
Instrumenten en bedieningsorganen
Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 160.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Voorgloeisysteem en diesel‐
partikelfilter
! brandt of knippert geel.
Brandt
Voorgloeisysteem ingeschakeld.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Knippert
bij auto's met dieselpartikelfilter.
Als het filter gereinigd moet worden,
maar de recente rijomstandigheden
geen automatische reiniging toelie‐
ten, knippert controlelamp !. Verder
rijden en het motortoerental zo mo‐
gelijk niet onder 2000 1/min laten da‐
len.
Controlelamp ! dooft zodra de zelf‐
reiniging is afgerond.
Dieselpartikelfilter 3 130.
Drukverliesdetectiesysteem
en bandenspanningscontrole‐
systeem
w brandt of knippert rood of geel.
Rode controlelamp brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren. Bij banden met noodloopeigen‐
schappen is de toegestane maxi‐
mumsnelheid 80 km/u 3 177.
Gele controlelamp brandt
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert
Driemaal knipperen wijst op de initia‐
lisatie van het systeem.
91