5.
Bediening
Belangrijk!
De ingestelde opties gelden voor ALLE programma's!
Alle procesopties kunnen tijdens het uitvoeren van het programma worden ingeschakeld of
uitgeschakeld.
68
↓
Afb. 66
De functie RUN OPTIONS geeft aan met welke
opties het actuele programma wordt gestart.
• LEVEL CHECK enabled:
De onderste niveausensor in de retort wordt
geactiveerd. Het programma wordt gestopt
met een foutmelding, wanneer het niveau niet
wordt bereikt.
• RECIRCULATION enabled:
Bij elke infiltratiestap wordt het reagens
periodiek van het vat naar de retort en terug
gepompt om een betere vermenging te reali-
seren. De eerste pompstap begint na 16 min.
en daarna met intervallen van 12 min.
• PRE-TEST enabled:
Na de programmastart wordt de retort (als test
of alle leidingen en kleppen vrij zijn) met het
eerste reagens gevuld en weer afgetapt.
• STIRRER enabled:
De magneetroerder is ingeschakeld.
Gebruiksaanwijzing, V1.9 RevL – 11.2019