Positioneer de patiënt aan de zijkant van het
❯
apparaat.
Stel de apparaathoogte zodanig in, dat de pati-
❯
ent zijn hand met gebogen arm op de carpus-
plaat kan leggen.
De patiënt legt zijn rechterhand met gestrekte
❯
vingers op de carpus-plaat.
Röntgenopnames maken
VOORZICHTIG
Schade door röntgenstralen
Röntgenstralen kunnen weefsel bescha-
digen.
Bepalingen inzake stralingsbescher-
❯
ming in acht nemen.
Minimumafstand aanhouden.
❯
VOORZICHTIG
Risico op overmatige stralingsdosis
Voordat de opnamestand wordt geac-
❯
tiveerd, moeten alle gegevens die zijn
ingevoerd op de computer, op het
touchscreen worden getest.
Controleer alle parameters op het touchscreen
❯
en wijzig deze indien nodig.
De gewijzigde parameters worden direct
gesynchroniseerd met DBSWIN.
2207100016L14 2003V016
De opname moet met
❯
veerd.
De leds op de handbediening en op het appa-
raat worden groen.
Op het touchscreen wordt aangegeven dat het
apparaat gereed is voor opname.
Activeer de opnamestand door de toets inge-
❯
drukt te houden totdat het geluidssignaal stopt
en het controlelampje uitgaat. De scantijden
zijn afhankelijk van het type patiënt, het opna-
meprogramma en de beeldkwaliteit, zie "15
Programmaparameters Panorama".
Tijdens de opname beweegt de afstandsrönt-
geneenheid. De leds op de handbediening en
op het apparaat worden oranje. Er klinkt een
geluidssignaal.
Op het touchscreen worden röntgen weerge-
geven met:
De afstandsröntgeneenheid beweegt na het
loslaten van de activeringstoets terug naar de
uitgangspositie.
Als de röntgenopname afgesloten is, wordt de
led op het apparaat blauw.
Maak de positioneerhulpen los.
❯
De patiënt kan de röntgenruimte verlaten.
Verwijder de positioneerhulpen en desinfecteer
❯
deze.
Gebruik
worden geacti-
NL
39