●
Tijdens continue opnamen is de scherpstelling vergrendeld op de
positie die werd vastgesteld toen u de ontspanknop half indrukte.
●
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (= 42).
●
Opnamen kunnen tijdelijk onderbroken worden of continue
opnamen kunnen langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
●
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
●
Er is mogelijk een vertraging voordat u opnieuw opnamen
kunt maken, afhankelijk van de opnameomstandigheden, het
type geheugenkaart en hoeveel opnamen u achter elkaar hebt
genomen.
●
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
●
Met Touch Shutter (= 44) neemt de camera continu beelden
op als u het scherm aanraakt. De scherpstelling blijft tijdens
continue opnamen gelijk, nadat deze is vastgesteld voor de
eerste opname.
●
De schermweergave bij continue opnamen is anders dan de
beelden die in werkelijkheid worden vastgelegd en kan onscherp
lijken. Bepaalde lenzen kunnen ook de schermweergave
donkerder maken bij continue opnamen, terwijl de beelden
met standaardhelderheid worden vastgelegd.
●
Wanneer er negen of minder opnamen achter elkaar kunnen
worden genomen, wordt het beschikbare aantal weergegeven
rechts van het totaal aantal resterende opnamen boven aan
het scherm (= 190). Dit wordt niet weergegeven wanneer
er 10 of meer opnamen kunnen worden genomen.
●
Mogelijk zijn er minder continue opnamen beschikbaar bij
bepaalde opnameomstandigheden of camera-instellingen.
Functies voor de beeldaanpassing
Beeldkwaliteit wijzigen
Kies uit 7 combinaties van formaat (aantal pixels) en compressie
(beeldkwaliteit). Geef ook op of beelden moeten worden vastgelegd in
RAW-indeling (= 46). Raadpleeg "Opnemen" (= 213) voor richtlijnen
over hoeveel beelden van elke indeling op een geheugenkaart passen.
●
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(= 32).
●
De optie die u hebt ingesteld, wordt
nu weergegeven.
●
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [ ].
●
[
] en [
] geven verschillende niveaus van beeldkwaliteit aan
afhankelijk van de mate van compressie. Bij hetzelfde formaat
(aantal pixels), biedt [
] een hogere beeldkwaliteit. Hoewel
[
]-beelden een enigszins lagere beeldkwaliteit hebben, passen
er meer van op een geheugenkaart. Onthoud dat beelden met
een formaat van [
] een kwaliteit van [
●
Niet beschikbaar in de modus [
●
U kunt deze instelling ook configureren door MENU (= 33) >
tabblad [
1] > [Beeldkwalit.] te selecteren.
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Foto's
Films
Index
] hebben.
].
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus/
Modus Hybride automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av-, M-, C1- en C2-modus
Afspeelmodus
Draadloze functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
45