●
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart
in de camera zitten.
●
U kunt ook de bijnaam van de camera veranderen in het scherm
bij stap 2 (= 150).
●
U kunt het scherm bij stap 3 ook openen door MENU (= 33) >
tabblad [ 4] > [Wi-Fi-verbinding] te kiezen.
●
Als u verbinding wilt maken zonder een wachtwoord in te
voeren bij stap 5, selecteert u MENU (= 33) > tabblad [ 4] >
[Inst. draadloze communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] >
[Wachtwoord] > [Uit]. [Wachtwoord] wordt niet meer weergegeven
in het SSID-scherm (in stap 4).
●
Zodra u eerder verbinding hebt gemaakt met apparaten, worden
recente bestemmingen als eerste vermeld wanneer u het Wi-Fi-
menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding maken door
op de knoppen [
][
] te drukken om het apparaat te kiezen en
vervolgens op de knop [
] te drukken. Als u een nieuw apparaat
wilt toevoegen, opent u het scherm voor apparaatselectie door
op de knoppen [ ][ ] te drukken. Configureer vervolgens de
instelling.
●
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven,
kiest u MENU (= 33) > tabblad [ 4] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Een ander toegangspunt gebruiken
Wanneer u de camera via het Wi-Fi-menu verbindt met een smartphone,
kunt u ook een bestaand toegangspunt gebruiken.
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van het toegangspunt.
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen
Controleer of de Wi-Fi-router of het basisstation voldoet aan de Wi-Fi-
normen in "Interface" (= 215).
Er zijn verschillende verbindingsmethoden, afhankelijk van of het
toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup, = 132) ondersteunt of niet
(= 133). Bij toegangspunten die WPS niet ondersteunen controleert
u de volgende gegevens.
●
Netwerknaam (SSID/ESSID)
De SSID of ESSID van het toegangspunt dat u gebruikt. Dit wordt ook
wel de "naam van het toegangspunt" of de "netwerknaam" genoemd.
●
Netwerkverificatie/gegevenscodering (versleutelingsmethode/
versleutelingsmodus)
De methode om gegevens te versleutelen gedurende draadloze
overdracht. Controleer welke beveiligingsinstelling gebruikt wordt:
WPA2-PSK (AES), WPA2-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-PSK
(TKIP), WEP (open systeemauthenticatie) of geen beveiliging.
●
Wachtwoord (versleutelingscode/netwerksleutel)
De sleutel die wordt gebruikt om gegevens te coderen gedurende
draadloze overdracht. Ook wel "versleutelingscode" of "netwerksleutel"
genoemd.
●
Key index (overdrachtssleutel)
De ingestelde sleutel wanneer WEP wordt gebruikt voor netwerkverificatie/
gegevenscodering. Gebruik "1" als instelling.
●
Indien systeembeheerderrechten nodig zijn om netwerkinstellingen
aan te passen, moet u contact opnemen met de systeembeheerder
voor meer informatie.
●
Deze instellingen zijn erg belangrijk voor netwerkbeveiliging.
Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt.
●
Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor informatie
over WPS-compatibiliteit en instructies voor het controleren van
de netwerkinstellingen.
●
Een router is een apparaat dat een netwerkstructuur (LAN) maakt
om meerdere computers met elkaar te verbinden. Een router
die een interne Wi-Fi-functie bevat, wordt een "Wi-Fi-router"
genoemd.
●
In deze handleiding worden alle Wi-Fi-routers en basisstations
"toegangspunten" genoemd.
●
Zorg dat u het MAC-adres van de camera toevoegt aan het
toegangspunt als u MAC-adressen filtert in uw Wi-Fi-netwerk.
U kunt het MAC-adres van uw camera controleren door MENU
(= 33) > tabblad [ 4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [MAC-adres controleren] te selecteren.
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus/
Modus Hybride automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av-, M-, C1- en C2-modus
Afspeelmodus
Draadloze functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
131