Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Sew Eurodrive MOVITRAC B Handboek pagina 93

Systeem
Verberg thumbnails Zie ook voor MOVITRAC B:
Inhoudsopgave

Advertenties

Nr.
FBG
Naam
254
PI-schalering actuele waarde
(tot .12)
255
PI-offset actuele waarde (tot .12) 0,0 ... 100,0 [%]
3__
Motorparameters
Pas de regelaar met deze parametergroep aan op de motor.
30_ / 31_
Begrenzingen 1 / 2
300 / 310
Start-/stoptoerental 1 / 2
2
1
AUTO
301 / 311
Minimumtoerental 1 / 2
2
1
AUTO
302 / 312
Maximumtoerental 1 / 2
2
1
AUTO
303 / 313
Stroomgrens 1 / 2
2
1
AUTO
32_ / 33_
Motorcompensatie 1 / 2
Gebruik de functie P320 / P330 Automatische compensatie alleen bij bedrijf met één motor. U kunt deze functie voor alle motoren en
voor elk regelgedrag toepassen. De regelaar meet tijdens de voormagnetisatiefase de motor uit en hij stelt de parameters P322 / P332
IxR-compensatie en P321 / P331 Boost in. Daarbij stelt de regelaar een basisinstelling vast, die voor veel toepassingen voldoet.
De waarden worden vluchtig opgeslagen.
De motor wordt niet gekalibreerd als:
P320 / P330 Automatische compensatie = OFF,
Bedrijfssoort VFC & vangen geactiveerd is,
de ingestelde voormagnetisatietijd meer dan 30 ms korter is dan de bij de inbedrijfstelling berekende voormagnetisatietijd.
Indien de automatische compensatie uitgeschakeld wordt, worden de laatst gemeten waarden niet vluchtig opgeslagen.
De fabrieksinstelling van de parameters 321... 324 / 331 ... 334 is afhankelijk van de motor.
Systeemhandboek – MOVITRAC
Omschrijving
0,1 ... 1,0 ... 10,0
Setting range 0 ... 60 ... 150 [rpm]
Bij alle bedrijfssoorten, behalve VFC & Hoist, wordt 0,5 x nominale slip van
de aangesloten motor ingesteld. Bij inbedrijfstelling met de bedrijfssoort
VFC & Hoist wordt de nominale slip van de aangesloten motor ingesteld.
Deze invoer legt de kleinste toerentalopdracht vast, waarmee de motor bij
de vrijgave belast wordt door de regelaar. De overgang naar het door het
setpoint bepaalde toerental vindt plaats met de actieve toerentalintegrator.
Bij de uitvoering van een stopcommando bepaalt deze instelling ook het
kleinste toerental, waarbij dan de stroominjectie in de motor wordt uitge-
schakeld of de na-magnetisatie geactiveerd wordt en de rem invalt.
Setting range 0 ... 15 ... 5500 [rpm]
De waarde van het toerental, die ook bij toerentalopdracht nul niet lager
wordt. Het minimumtoerental is ook dan geldig als n
ingesteld.
Let op:
Bij geactiveerde hijswerkfunctie is het kleinste toerental 15 rpm, ook
als n
Om de eindschakelaar ook met lagere snelheden te kunnen verlaten,
is n
min
Setting range 0 ... 1500 ... 5500 [rpm]
Een opgegeven setpoint kan de hier ingestelde waarde niet overschrijden.
Als u n
min
mumtoerental en het maximumtoerental.
In de bedrijfssoort VFC en VFC + DC-BRAKE mag u als maximumtoerental,
afhankelijk van het aantal polen, de volgende waarden invoeren:
2-polig: maximaal 5500 rpm
4-polig: maximaal 4000 rpm
6-polig: maximaal 2600 rpm
8-polig: maximaal 2000 rpm
Bij invoer van hogere waarden verschijnt mogelijk fout 08 Toerental-
bewaking.
Bij het verrichten van de inbedrijfstelling zet de regelaar het maximum-
toerental automatisch op het knikpunttoerental.
Setting range 0 ... 150 [% I
De interne stroombegrenzing heeft betrekking op de schijnstroom, dus op
de uitgangsstroom van de regelaar. In het veldverzwakkingsgebied verlaagt
de regelaar automatisch intern de stroombegrenzing. Daarmee realiseert de
regelaar een kipbeveiliging voor de motor.
Bij geactiveerde hijswerkfunctie wordt een stroombegrenzing, die lager is
dan de nominale motorstroom, genegeerd.
®
B
Parameters
Verklaring van de parameters
lager werd ingesteld.
min
niet actief als de hardware-eindschakelaar bereikt is.
> n
instelt, geldt de in n
max
max
]
N
n
kVA
f
i
P
Hz
< n
is
min
start / stop
ingestelde waarde voor het mini-
5
93

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave