6.3
Beschrijving van de toepassingen
6.3.1
Configuratie van rijwerken
De motorbelasting in de dynamische trajecten bepaalt de te dimensioneren piekbelas-
ting van de motor. De thermische belasting bepaalt het benodigde continue vermogen
van de motor. Bepaal de thermische belasting uit de bewegingscyclus. Het verloop van
het toerental bepaalt in hoge mate de zelfkoeling van de motor.
6.3.2
Configuratie van hijswerken
Bij de dimensionering van hijswerken worden in de praktijk bijzondere thermische en
veiligheidstechnische criteria gehanteerd.
U dient de besturing zo uitgevoerd te worden, dat de draairichting van de aandrijving
alleen vanuit stilstand gewijzigd kan worden.
Thermische optiek
Hijswerken hebben in tegenstelling tot rijwerken bij constante snelheid ca. 70 ... 90%
van het nominale motorkoppel nodig.
Startkoppel
De motor heeft bij acceleratie met maximale belasting en hijsrichting omhoog het
hoogste bedrijfskoppel nodig.
Bepaal de 4-polige motorreductor in principe op een maximumtoerental van:
•
•
Het toerental van de ingaande as is daardoor met het ca. 1,4-voudige verhoogd.
Daarom moet ook de overbrengingsverhouding van de reductor 1,4 maal hoger
gekozen worden. Door deze maatregel verliest de motor in het veldverzwakkingsgebied
(50 ... 70 Hz of 60 ... 83 Hz) geen koppel aan de uitgaande as. De aandrijving compen-
seert het evenredige met het toerental afnemende koppel door de grotere overbren-
gingsverhouding van de reductor. Bovendien krijgt de motor een 1,4-voudig groter
aanloopkoppel. Verdere voordelen zijn het grotere regelbereik en de betere zelfkoeling
van de motor.
Spannings-/toerentalkarakteristiek voor hijswerken
a
B
Systeemhandboek – MOVITRAC
2100 rpm (70 Hz) bij kanteltoerental 1500 rpm (50 Hz)
2500 rpm (83 Hz) bij kanteltoerental 1800 rpm (60 Hz)
= aanbevolen spannings-toerentalkarakteristiek en het resulterende verloop van het koppel
= koppel-reservegebied
®
B
Configuratie
Beschrijving van de toepassingen
6
107