3
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar
boven.
Een envelop voert u in met de klep omlaag en de plaats
voor de postzegel linksboven.
NB
• Als eveloppen vastlopen tijdens het afdrukken, vermindert u het
aantal enveloppen in de handinvoer.
• Als u wilt afdrukken op papier dat eerder al is bedrukt via de
handinvoer, moet de bedrukte zijde omlaag liggen.
4
Knijp de papierbreedtegeleider in en verstel de geleider zo
dat de rand van het afdrukmateriaal net wordt geraakt en
niet wordt gebogen.
5
Nadat u afdrukpapier in de handinvoer hebt aangebracht, stelt
u het formaat en het type in. Zie pagina 2.21 voor kopiëren
en faxen of pagina 4.6 voor afdrukken vanaf een computer.
O
: afdrukinstellingen die via het
PMERKING
printerstuurprogramma zijn ingesteld, krijgen voorrang
op de instellingen via het bedieningspaneel.
3
Papier
3.7