Andere faxmethoden
7.28
Faxen
Faxen rondzenden
Met de toets Verzenden op het bedieningspaneel kunt u de
rondzendfunctie gebruiken, waarmee u een document naar
verschillende nummers kunt faxen. De documenten worden
automatisch opgeslagen in het geheugen en verzonden. Na de
verzending worden de documenten automatisch uit het
geheugen verwijderd.
1
Plaats het (de) document(en) met de bedrukte zijde naar
boven in de automatische documentinvoer.
Of
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op
de glasplaat.
Zie pagina 7.6 voor informatie over het plaatsen van
documenten.
2
Stel een resolutie in die geschikt is voor uw faxbericht (zie
pagina 7.9).
Zie pagina 7.3 als u het contrast wilt wijzigen.
3
Druk op Verzenden op het bedieningspaneel.
4
Voer met de cijfertoetsen het faxnummer van het eerste
ontvangende faxapparaat in.
U kunt ook op een directkiestoets drukken of een snelkies-
of groepsnummer gebruiken. Zie voor meer informatie
"Automatisch kiezen" op pagina 7.19.
5
Druk op Invoeren om het nummer te bevestigen. U wordt
gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
O
: de vraag Nog een nummer verschijnt niet als u
PMERKING
nummers hebt toegevoegd voor een andere rondzendtaak of een
uitgestelde faxtaak. U moet dan wachten tot de taak voltooid is.
6
Als u nog een faxnummer wilt invoeren, drukt u op 1 om
'Ja' te selecteren, en herhaalt u stap 4 en 5. U kunt
maximaal 10 nummers toevoegen.
Bij het rondzenden van faxen mag u slechts één
groepsnummer opgeven.