4
Plaats het apparaat over de lade, waarbij u de voetjes van
het apparaat op één lijn brengt met de
positioneringselementen in de lade.
5
Steek de interfacekabel van de lade in de aansluiting aan
de achterkant van het apparaat.
6
Plaats papier in de papierlade. De aanwijzingen voor het
plaatsen van papier in deze lade zijn dezelfde als voor
de standaardpapierlade. Zie pagina 2.7.
7
Nadat u afdrukpapier in lade 2 hebt gedaan, stelt u het
desbetreffende formaat en soort in. Zie pagina 2.21.
8
Sluit het netsnoer en de kabels opnieuw aan en zet het
apparaat aan.
De handgrepen
bevinden zich onderaan
aan weerszijden van de
printer.
Apparaatopties Installeren
D
D.7