Instellingen die de installateur moet uitvoeren
Speciale functies
Effect van het contact op niveau H1
126
Effect van het contact dat aan het uitgangssignaal van
een derde toestel aanpasbaar is.
Verhoogde flexibiliteit bij de keuze van derde toestel-
len (de twee effecten kunnen bekomen worden).
0 Het contact werkt als een contact bij rust, d.w.z. dat
het gesloten is bij rust en slechts geopend tijdens de
periode waarin de vraag van een derde toestel wordt
gesteld.
1 Het contact werkt als een werkcontact, d.w.z. dat het
open is bij rust en slechts gesloten tijdens de perio-
de waarin de vraag van een derde toestel wordt
gesteld.
Indien ingang H1 voor een warmtevraag (regel 125,
instelling 4) gebruikt wordt, heeft deze instelling geen
uitwerking.
Gebruik van de ingang van voeler
127
B70/B4
Gebruik van dezelfde voeleringang voor verschillende
functies.
De instelling van deze parameter bepaalt welke func-
tie verzorgd wordt door de temperatuursvoeler die op
klem B70/74 is aangesloten.
In functie van de instelling verzorgt de voeler de vol-
gende functie:
1 De voeler wordt gebruikt om de retourtemperatuur
(B70) te meten.
2 De voeler wordt gebruikt om de temperatuur van het
bufferreservoir (B4) te meten.
Gebruik in cascades
Indien de ingang van de voeler B70/B4 gedefinieerd
werd ter hoogte van de eerste ketel, b.v. als voeler van
de retourtemperatuur (B70), kan men ze ter hoogte
van een bijkomende regelaar van de cascade definië-
ren als voeler van het bufferreservoir (B4). De
waarden van de voeler worden automatisch doorge-
stuurd naar de master van de cascade. Binnen de cas-
cade kan elk type voeler slechts één keer voorkomen.
Minimale instelwaarde van de
131
vertrektemperatuur – Invoer van de
warmtevraag
Verwerking van externe warmtevragen.
Tijdelijke indienststelling van de ketel met behulp van
een schakelcontact.
Functie voor instelling van de temperatuurswaarde
waarop de cascade of de ketel opwarmt wanneer het
contact gesloten is.
Opgelet: deze instelling heeft slechts uitwerking wan-
neer op commandoregel 125 "invoer van de warmte-
vraag", de instelling 2 "minimale instelwaarde van de
vertrektemperatuur" geselecteerd werd.
Uitwerking: De functie "minimale instelwaarde van de
vertrektemperatuur", geprogrammeerd op regel 125, is
actief door sluiting van het contact. De warmtegenera-
tor of de cascade warmt continu op om de hier gepro-
grammeerde waarde te bereiken tot, ofwel het contact
opnieuw opent, ofwel een grotere warmtevraag ont-
vangen wordt.
In geval van meerdere warmtevragen (BUS, sanitair
warmwater, contact voor warmtevraag of intern aan de
regelaar), wordt automatisch de belangrijkste geselec-
teerd.
Voor de verwarmingskringen met pompen zonder
ruimtevoeler, kan dit tot oververhitting van de ruimten
leiden. Wanneer het warmteverbruik zo laag ligt dat
één ketel op het laagste vermogen nog een te groot
vermogen levert, zal die binnen de geprogrammeerde
omschakelmarge beginnen oscilleren. Het gewenst
vermogen wordt daarenboven geleverd door de modu-
lerende brander.
TVHw: Minimale instelwaarde van de vertrektempera-
tuur
TKw: Instelwaarde van de keteltemperatuur
SDK: Omschakelmarge van de ketel (rechtstreekse
instelling ter hoogte van de ketel)
25