Controleer na de verwarmingsketel ingeschakeld te
hebben of deze stopt en inschakelt:
- Door de ijking van de waarde voor de setpoint van de
verwarming te wijzigen (zie pagina 45)
- Door de hoofdschakelaar van het bedieningspaneel
uit en weer te bedienen
- Door de omgevingsthermostaat of de klokthermostaat
te regelen
Controleer of de circulatiepompen vrij en correct kunnen
draaien.
Controleer of de verwarmingsketel volledig stopt, door
de algemene schakelaar van de installatie op "uit" te
zetten.
Start de verwarmingsketel weer als aan alle voorwaar-
den voldaan werd en voer de analyse van de verbran-
dingsproducten uit. Draai hiervoor de dop (1) los en
steek de analysator van de verbrandingsproducten in
de stekker aan de achterzijde van de verwarmingsketel.
CONTROLES TIJDENS EN NA DE EERSTE INBEDRIJFSTELLING
1
TECHNISCHE SERVICEDIENST
39