Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Riello TAU 150 UNIT Instructies Voor Installatie pagina 26

Condenserende verwarmings
Inhoudsopgave

Advertenties

3. Nieuwe verwarmingsinstallaties
Te voorkomen fouten en voorzorgsmaatregelen.
Uit het bovenstaande blijkt dus dat het belangrijk is om
twee factoren die de genoemde verschijnselen kunnen
teweegbrengen te voorkomen, namelijk het contact tussen
de lucht en het water in de installatie en het regelmatig
bijvullen van de installatie met vers water.
Om het contact tussen lucht en water te vermijden (en
dus de oxygenatie van de laatste te voorkomen) is het
noodzakelijk dat:
- het expansiesysteem een gesloten vat is met correcte
afmetingen en dat de voorvulling de juiste druk heeft
(moet regelmatig gecontroleerd worden);
- de installatie op alle punten altijd een hogere druk
heeft dan de atmosferische druk (met inbegrip van
de aanzuigkant van de pomp) en onder iedere
bedrijfsconditie (in een installatie zijn alle afdichtingen
en hydraulische verbindingen ontworpen om aan de
druk naar buiten toe weerstand te bieden, maar niet
aan de onderdruk);
- de installatie niet vervaardigd is van materialen die
gas doorlaten (bijvoorbeeld plastic leidingen voor
installaties met vloermontage zonder barrière tegen
zuurstof).
b
Het vulwater en het eventuele suppletiewater van
de installatie moet altijd gefilterd worden (filters met
synthetisch of metalen gaas met een filtercapaciteit
die niet lager is dan 50 micron) om bezinksels te
voorkomen die het verschijnsel van corrosie van de
onderliggende bezinksels kunnen veroorzaken.
b
Het uitstromen van en de betreffende aanvullingen
van water kunnen, naast een lek in de installatie, ook
veroorzaakt worden door foute afmetingen van het
expansievat en de druk van de eerste voorvulling
(de veiligheidsklep opent zich voortdurend omdat
de druk in de installatie stijgt vanwege het expansie-
effect boven de ijkingslimiet van het vat).
Een gevulde en ontluchte verwarmingsinstallatie zou
normaal gezien niet meer bijgevuld moeten worden.
Indien dit wel het geval is, is het duidelijk dat er storingen
in de werking zijn die herleidbaar zijn tot de eerder
beschreven factoren.
Eventuele noodzakelijke bijvullingen moeten in het
gemonitoreerd en begeleid worden (met een meter), en
op het boekje van de installatie geregistreerd worden. Er
moet niet op de "geruststellende" aanwezigheid van de
waterontharder met automatisch bijvulsysteem vertrouwd
worden.
Het voortdurend bij 15°fr bijvullen van water in de
installatie, ook als dat eerst onthard is, zal hoe dan ook in
korte tijd kalkafzettingen op de oppervlakken van de ketel
produceren, vooral op de hetere plekken.
De eerste inbedrijfstelling van een installatie moet
langzaam gebeuren, waarbij de installatie tot de maximale
bedrijfstemperatuur gebracht wordt om de ontluchting te
vergemakkelijken (een te lage temperatuur verhindert de
uitstroming van gassen).
26
INSTALLATEUR
Indien er meerdere ketels zijn moeten deze allen
tegelijkertijd werken om de initiële beperkte kalkafzettingen
op uniforme wijze te verspreiden.
4.
Het
opnieuw
inschakelen
verwarmingsinstallaties.
Te voorkomen fouten en waarschuwingen
Het opnieuw inschakelen van een thermische centrale
voor verwarmingsdoeleinden en, meerbepaald, het
vervangen van een oude ketel, gebeurt vaak zonder
dat er enige mogelijkheid is om wijzigingen aan de
bestaande installatie aan te brengen.
Anderzijds, als er niet de juiste aandacht aan dit probleem
besteed wordt, zal de integriteit van de nieuwe ketel
binnen korte tijd in gevaar komen.
Een oude installatie heeft in de jaren dat hij heeft gewerkt
een zwarte beschermingslaag gevormd, die grotendeels
uit magnetiet bestaat (Fe
O
3
oxidatie van het ijzer) die een goede bescherming biedt
tegen corrosie.
Bijgevolg zullen eventuele nieuwe elementen met schone
metalen oppervlakken die in het circuit geïnstalleerd
worden, zoals de ketel, de "aantrekkende" anode worden
van de hele verwarmingsinstallatie. Indien de lekken in
de installatie niet gerepareerd kunnen worden en deze
noodzakelijkerwijs dus bijgevuld moet worden, is het
raadzaam de nodige aandacht te besteden aan het
probleem, meerbepaald ten aanzien van de keuze van
de waterbehandelingsinstallatie, die gelijkaardig moet
zijn aan die gebruikt in stoominstallaties, om het water
volledig te ontharden (hardheid <0,5°fr) en daarbij een
niet-agressieve pH te handhaven.
Bovendien, zal het noodzakelijk zijn de deoxiderende
producten die voor een filmlaag zorgen te doseren en
het water te filteren om de onzuiverheden aan de ingang
te verwijderen.
De inbedrijfstelling moet op de eerder aangegeven wijze
uitgevoerd worden.
Wij stellen voor om vervolgens enkele belangrijke
aspecten in overweging te nemen die nuttig kunnen zijn
om de bestaande installatie te saneren en om een duur-
zame correcte werking van de ketel te garanderen.
- Bij een installatie met een open vat, moet altijd de
mogelijkheid overwogen worden om deze in een systeem
met gesloten vat te transformeren. Tegenwoordig is het
technisch mogelijk om deze wijziging van de installatie
uit te voeren en daarbij de hydraulische druk zo
goed als gelijk te houden. Een dergelijke oplossing
staat toe om veel problemen die veroorzaakt worden
door het contact van het water in de installatie met
de omringende lucht (corrosie, etc.) op te lossen en
de conditionering van het water met deoxiderende
producten te voorkomen die, in het systeem met een
open vat, regelmatig gedoseerd moeten worden.
- Bij zeer uitgebreide installaties en installaties met
stralingspanelen met plastic buis zonder barrière tegen
zuurstof, is het noodzakelijk om het circuit van de ketel
af scheiden door de plaatsing van een warmtewisselaar
vervaardigd van corrosiebestendig materiaal. Op deze
manier kan men ook bij oudere, niet saneerbare,
installaties het circuit van de ketel beschermen.
van
oude
te wijten uit de gedeeltelijke
4

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tau 210 unit

Inhoudsopgave