5)
Start de watertoevoer — houd de druk tussen 140 en
300 kPa (20 en 40 psi).
1
1.
Spoelapparaat
6)
Start de motor - enkel stationair draaiend - en spoel
hem minstens vijf minuten lang door. Controleer de
waterpompcontroleslang. Er moet een constante wa-
terstraal stromen. Als dat niet het geval is, zet dan de
motor uit en kijk wat daarvan de oorzaak is. Zie
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.
1
1.
Waterpompindicator
7)
Laat de buitenboordmotor lang genoeg in een vertica-
le stand staan zodat het motorblok helemaal leeg-
loopt.
Buitenboordmotor — Niet draaiend
1)
Verwijder de plug van de doorspoelpoort.
1
1.
Spoelplug
2)
Installeer het spoelapparaat en de tuinslang met een
schroefdraad die past op de spoelpoort (draad: 0,75 –
11,5 NHR (ANSI)).
3)
Start de watertoevoer — houd de druk tussen 140 en
300 kPa (20 en 40 psi). Spoel de motor vijf minuten.
4)
Zet de kraan dicht, verwijder de slang en koppeling
(indien gebruikt) en bevestig de spoelplug opnieuw.
5)
Laat de buitenboordmotor lang genoeg in een vertica-
le stand staan zodat het motorblok helemaal leeg-
loopt.
WAARSCHUWING LAGE OLIEDRUK
Als de carteroliedruk tijdens het varen een gevaarlijk laag
peil bereikt, gaat het indicatielampje oliedruk laag branden.
1.
Indicatielampje oliedruk laag
Als het indicatielampje oliedruk laag brandt, zal de motor
niet sneller draaien dan 2000 tpm (HOOG stationair).
Als de motor tijdens het varen vanzelf naar hoog stationair
overschakelt en niet wil versnellen, zet hem dan UIT.
Indien getilt, zet de motor in verticale positie.
Controleer het oliepeil met de peilstok en voeg indien nodig
olie toe. Zie CARTEROLIE en MOTORSPECIFICATIES.
Controleer de olievuldop en aftapschroef op tekenen van
lekkage en zorg ervoor dat ze goed dicht zijn.
Als het oliepeil op de peilstok in orde is, laat de motor dan
rechtop staan en leg hem tien minuten stil. Start hem daar-
na opnieuw. Als de motor nog steeds niet sneller dan
2000 tpm draait, neemt u het best contact op met uw
DEALER.
Reset - Nadat de oliedruk is hersteld, laat u de motor tra-
ger dan 1500 tpm draaien om het waarschuwingssys-
teem te resetten en opnieuw normaal te kunnen varen.
Het lampje zal na het starten van de motor enkele secon-
den branden. Hieraan ziet u dat het waarschuwingssys-
teem werkt.
Als het lampje niet aangaat, moet u de motor stilzetten en
contact opnemen met uw DEALER.
Als het lampje blijft branden, controleer dan het oliepeil en
voeg eventueel olie toe.
Als het oleipeil in orde is, raadpleeg dan uw DEALER.
BELANGRIJK: Als u de motor blijft gebruiken terwijl dit
lampje brandt, kan dit tot ernstige schade leiden. Vertrouw
niet uitsluitend op het indicatielampje oliedruk laag om te
weten wanneer u olie moet toevoegen. Controleer het mo-
toroliepeil regelmatig. Varen met te weinig olie kan tot ern-
stige schade leiden.
1
25
VAREN -