OVERTOEREN-
BEGRENZINGSSYSTEEM
Dit systeem wordt geactiveerd wanneer het motortoerental
het aanbevolen maximum-toerental langer dan 10 secon-
den overschrijdt.
Als dit systeem wordt geactiveerd, wordt het toerental au-
tomatisch beperkt tot ongeveer 3000 tpm.
Dit systeem moet worden gereset door de gashendel on-
geveer één seconde naar stationair te schakelen, waarna
de motor opnieuw normaal kan werken.
BELANGRIJK:
Het
wordt niet geactiveerd in de aanbevolen maximum-gas-
stand, tenzij de schroefspoed onvoldoende is of er andere
factoren (zoals "over-trimmen" of "ventilatie") primeren.
Als het systeem actief wordt zonder duidelijke reden,
neemt u het best contact op met uw DEALER.
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR
BELANGRIJK: Laat uw motor niet draaien - zelfs niet om
even te starten - zonder watertoevoer. Zie Doorspoelen.
Wanneer de motor draait, moet de waterinlaat zich con-
stant helemaal onder water bevinden en niet verstopt zijn.
Houd u aan de juiste spiegelhoogte en motorhoek. Als de
motor draait, moet er een constante waterstraal uit de wa-
terpompcontroleslang van de motor komen. Controleer de
slang geregeld, vooral wanneer u vaart in water met veel
wier, modder of afval, bij extreme trimhoeken en in ondiep
water (indien aanwezig).
1
1.
Waterpompindicator
26
- VAREN
overtoeren-bregrenzingssysteem
Als de motor oververhit raakt, zal het S.L.O.W. (Speed Li-
miting Overheat Warning) -beschermingssysteem het mo-
tortoerental onmiddellijk verlagen tot 2000 tpm. Als de
motor sneller draaide dan 2000 tpm wanneer het
S.L.O.W.-systeem werd geactiveerd, zal hij voelbaar
schokken.
Om het S.L.O.W.-beschermingssysteem te RESETTEN,
moet de motor worden afgezet en de koeltemperatuur her-
steld.
ALS het S.L.O.W.-beschermingssysteem wordt geacti-
veerd en de waterstraal uit de waterpompcontroleslang
stagneert of niet constant loopt, neem dan gas terug tot
stationair en:
• Schakel naar VRIJLOOP;
• ZET de motor AF;
• Kantel de motor omhoog;
• Reinig de inlaatroosters en de vier gaatjes in de
tandwielkast en maak ze vrij;
• Reinig de waterpomp-controleslang;
• Laat de motor zakken en
• Start de motor opnieuw en laat hem stationair draaien.
ALS de controleslang na het reinigen van de zeven en de
slang nog steeds geen constante waterstraal loost, de mo-
tor AFZETTEN. Probeer niet om de motor te laten lopen.
Neem contact op met uw DEALER.
ALS de controleslang na het reinigen van de zeven en de
slang nog steeds geen constante waterstraal loost, kunt u
proberen de motor twee minuten lang in VRIJLOOP te la-
ten draaien, zodat hij kan afkoelen.
BELANGRIJK: U moet de koeling van de motor herstellen
om ernstige motorschade te vermijden.
Laat na oververhitting van de motor uw DEALER:
De cilinderkopschroeven aandraaien.
De waterpomp inspecteren op ernstige slijtage of bescha-
diging.
De thermostaten controleren.
De motor op lekkage inspecteren.