Bepaling van de buisleidinglengte bij :
Eénpijpsinstallatie
Oliedebiet DN
H [m]
[kg/h]
[mm] 4,0
2,5 tot 6,3
4
44
6
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
8
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
6,3 tot 12
6
100 100
8
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
12 tot 25
6
59
8
100 100 100 100 100 100 100 100 100
Tweepijpsinstallatie
Pompen
DN
H [m]
[mm] 4,0
AL 65 C
6
16
8
50
10
100 100 100 100
Dimensionering van de buisleiding
De tabellen voor de twee- of éénpijpsinstallatie tonen de
maximaal mogelijke buisleidinglengte, afhankelijk van 3
factoren :
– hoogteverschil tussen pomp en tank (H)
– oliedebiet resp. pomptype
– buisleidingdoormeter (DN)
Er werd in deze tabel rekening gehouden met de
gebruikelijke drukverliezen, veroorzaakt door filter,
voetklep, buisboogstukken en olieslangen.
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
41
39
36
34
97
94
89
56 53
50
46
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
15
14
13
12
47
45
42
39
96
1,0
0,5
0
-0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 - 3,0 -3,5 -4,0
31
29
26
24
21
82
76
69
63
56
43
40
37
34
31
97
1,0
0,5
0
-0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0
12
11
10
9
37
34
31
29
26 23
90
83
77
70
64 57
Voor de montage van de olieslangen in vertrek- en
terugloopleiding (tussen pomp en vaste
buisinstallatie) moeten de productgebonden
installatietekeningen in acht genomen worden.
Voor gasolie verwarming worden olieslangen volgens
DIN 4798, deel 1, drukklasse A, geleverd.
Technische gegevens :
nominale druk __________________________ P
proefdruk _____________________________ P
bedrijfstemperatuur _____________________ T
Na de montage moeten de leidingen (zonder oliefilter en
olieslangen) een drukproef ondergaan. De controle
gebeurt met perslucht of stikstof, bij een min. druk van 5
bar. De brander mag tijdens deze test niet aangesloten
zijn.
19
16
13
11
93
84
71
59
50
43
36
30
98
87
27
24
21
18
87
77
65
57
8
7
7
6
5
21
18
15
50
44
37
8
6
3
4 6
33
20
23
16
8
75
54
34
15
12
9
47
37
27
–
–
–
13
10
7
31
24
18
= 10 bar
N
= 15 bar
P
= 70°C
B
9