2.8 Inbedrijfname en afregeling
2.8.1 Gasgedeelte
Instelling vlamkop maat X
– Instellen volgens diagramma hoofdstuk 3.1
Instelling luchtklep
– Servomotor ontkoppelen
– Kurvenschijf naar vollast draaien (servomotor en
gassmoorklep = 90°)
– In deze positie de luchtklep instellen door het verstellen
van de kurvenband volgens het diagramma hoofdstuk
3.1
– Gelijktijdig de veerband over het ganse bereik bijrege-
len, zodat een gelijkmatige beweging van de luchtklep
verkregen wordt
– Servomotor opnieuw inkoppelen
– Aan/uit-schakelaar op de servomotor op pos. "1" zetten
Afregeling brander
– Brandstofkeuzeschakelaar op "gas" zetten
– Kogelkraan openen en brander inschakelen
– Brander loopt naar vollast (voorspoeling ca. 30 s)
– Daarna loopt de servomotor dicht (ontstekingsstand)
– Na het bereiken van de ontstekingsstand de aan/uit-
schakelaar op de servomotor in stand "0" zetten
– Vlamvorming afwachten
– Regeldruk Pa instellen volgens tabelwaarde
(zie hoofdstuk 3.1)
– De nodige O
- resp. CO
2
gassmoorklep-kurvenschijf instellen (tegenmoer lossen,
zie foto)
Verbindingsstang naar rechts draaien "verlengen"
= debiet verlagen
Verbindingsstang naar links draaien "verkorten"
= debiet verhogen
CO
2
Aardgas E
8,8 – 9,3 %
Aardgas LL
9,0 – 9,5 %
LPG B/P
10,3 – 11,0 %
Het CO-gehalte mag hierbij niet meer bedragen dan
0,005 % V (50 ppm).
– Met de aan/uit-schakelaar op de servomotor de brander
geleidelijk van deellast naar vollast sturen en de ver-
branding met de kurvenband corrigeren.
– Volgende O
resp. CO
2
mogelijk CO-gehalte nagestreefd worden :
CO
2
Aardgas E
9,1 – 10,0 %
Aardgas LL
9,3 – 10,2 %
LPG B/P
10,7 – 11,7 %
12
-waarden met de
2
O
2
5 – 4 %
5 – 4 %
5 – 4 %
-waarden zullen bij een zo laag
2
O
2
3 – 4,5 %
3 – 4,5 %
3 – 4,5 %
Instelling vollast
De exacte vermogeninstelling gebeurt principieel door de
instelling van het gasdebiet dat voor het brandervermogen
berekend werd.
De Pa-insteldruk volgens tabel dient als instel- en
controlehulp.
– Het gasdebiet op de berekende waarde instellen door
het bijregelen van de regeldruk Pa en vervolgens aan de
gasteller nameten
– Verbrandingscontrole (zie hoofdstuk 3.7)
– Rookgaswaarden optimaliseren door het bijregelen van
de luchtkurvenband
– De rookgaswaarden nogmaals controleren bij alle
tussenstanden van vollast naar deellast, zoals hierboven
beschreven. Daarbij mag de ingestelde regeldruk Pa
niet meer bijgeregeld worden. Alle verbrandingscorrec-
ties worden doorgevoerd aan de luchtkurvenband.
Deellast instellen
– Het gasdebiet dat nodig is voor de gewenste deellast
instellen met de schakelnokken op de servomotor en
nameten aan de gasteller.
De deellast is afhankelijk van de onderste vermogen-
grens van het arbeidsveld, van de rookgastemperatuur,
alsook van de richtlijnen van de ketelconstructeur.
Na de eindafregeling moet de aan/uit-schakelaar op
de servomotor op pos. "1" ingesteld worden en de
mechanische ontgrendeling moet terug gekoppeld
zijn.
Afsluitende testen en documentatie
– Gasdrukvoeler bij vollast instellen en controleren
(zie hoofdstuk 3.5.4)
– Luchtdrukvoeler bij ontstekingslast controleren
(zie hoofdstuk 3.5.5)
– Regel- en veiligheidsinrichtingen van de
warmtegenerator instellen en hun werking controleren
– Meetresultaten in het verslag opnemen
Ook na onderhouds- en servicewerkzaamheden aan
gasvoerende onderdelen moet een dichtheidscontrole
uitgevoerd worden door het instrijken met een
zeepoplossing of d.m.v. een lek-zoek-spray.