3.5.3 Drukregelaar type FRS
Instelling van de uitgangsdruk (normale waarde)
A
B
Omwisseling van de veer
A
B
C
D
Type veer/kleur
oranje
blauw
rood
geel
zwart
roze
3.5.4 Gasdrukvoeler
Gasdrukvoeler type GW50A2
24
Regelbereik uitgangsdruk
mbar
5 – 20
10 – 30
25 – 55
30 – 70
60 – 110
100 – 150
Fabrieksinstelling : standaardveer 5 - 20 mbar
1. Beschermkap A afschroeven
2. Aanpassing (+) regelspil B "rechts draaien"
= verhoging van de uitgangsdruk (normale waarde)
of
3. Aanpassing (-) regelspil B "links draaien"
= verlaging van de uitgangsdruk (normale waarde)
4. Controle van de ingestelde waarde
5. Beschermkap A terug opschroeven
1. Beschermkap A wegnemen. Door links draaien van de
regelspil B de veer ontspannen. Tot tegen de aanslag
draaien
2. Volledige regelinrichting C losschroeven en veer D
uitnemen
3. Nieuwe veer D plaatsen
4. Volledige regelinrichting terug monteren en de
gewenste uitgangsdruk instellen
5. Beschermkap A opschroeven. Kleefetiket voor nieuwe
veer op de typeplaat kleven
Voor de instelling van de gasdrukvoeler moet een
drukmeettoestel op het meetpunt 1 van het DMV en de
micro-ampèremeter voor de meting van de ionisatiestroom
aangesloten zijn. Bij de bepaling van het schakelpunt dient
men erop te letten dat de helft van de regeldruk niet
onderschreden wordt, dat de ionisatiestroom minstens
5 µA bedraagt en de verbranding CO < 1000 ppm.
De instelling gebeurt als volgt :
1. De brander is in bedrijf
2. De kogelkraan zo sluiten dat de druk aan het
drukmeettoestel langzaam daalt
3. De insteldruk is bereikt wanneer
– de CO stijgt
– de ionisatiestroom nog slechts 5 µA bedraagt
– de helft van de regeldruk bereikt is
4. De instelschijf van de gasdrukvoeler wordt nu langzaam
naar rechts gedraaid tot de brander een
regelafschakeling uitvoert
5. Controle - de brander wordt met geopende kogelkraan
terug in bedrijf gezet. Wordt nu de kogelkraan opnieuw
gesloten, dan kan men de uitschakeldruk controleren.
De branderautomaat mag geen storingsafschakeling
teweegbrengen.