Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Thermistors; Controles Na Elektrische Aansluiting - Grundfos SE Installatie- En Bedieningsinstructies

9-30 kw; 50/60 hz, din, generation a
Inhoudsopgave

Advertenties

Keuze van intrinsiek veilige apparatuur
De grensvoorwaarden voor het kiezen van de
meest geschikte intrinsiek veilige apparatuur zijn de
volgende:
Minimumgrens:
U
is groter dan het spanningsniveau van de
0
gebruikte IO-module
Een Zener-barrière met positieve polariteit wordt
aanbevolen, wanneer IO 113 of IO 351B de
voedingsmodule is.
Gebruik een multimeter om het circuit van de
vochtdetectie-/niveauschakelaar en het PTO/PTC-
circuit te controleren en aan te sluiten op de Zener-
barrières.
Maximale weerstand van PTO en
gemeenschappelijke tak is 3 Ω
Maximale weerstand van PTC en
gemeenschappelijke tak is 500 Ω
Maximale weerstand van vochtdetectie-/
niveauschakelaar en gemeenschappelijke tak is 3
Ω.
22

5.3.3 Thermistors

De standaard pompserie heeft Klixon-schakelaars,
maar pomp met PTC-thermistors zijn ook verkrijgbaar
als Factory Product Variants (FPV).
De thermistors kunnen in plaats van thermische
schakelaars in de motorbeveiliging worden gebruikt
voor het bewaken van de statortemperatuur en
moeten worden aangesloten op het thermistorrelais
in de besturingskast.
De bedrijfsspanning van PTC-thermistors bedraagt
2,5 - 7,5 V.

5.3.3.1 Controles na elektrische aansluiting

1. Controleer met behulp van een multimeter of de
circuitweerstand van de drievoudige thermistor
lager is dan 500 Ω.
2. Controleer met behulp van een multimeter of de
isolatie tussen circuit en statorhuis buiten bereik
is.
3. Voer dezelfde metingen uit aan het uiteinde van
de netvoedingsleiding.
5.3.4 Pt1000 temperatuursensor
De Pt1000 temperatuursensor is verkrijgbaar als
accessoire of als FPV.
De Pt1000 sensor wordt voornamelijk gebruikt voor
de bewaking van de lagertemperatuur, maar kan ook
in de stator worden gebruikt.
In het geval van oververhitting veroorzaakt de Pt1000
sensor een alarm en wordt de voeding uitgeschakeld
bij een vooraf ingestelde temperatuur.
Het bewakingssysteem van de
lagertemperatuur is alleen als optie
verkrijgbaar.
De weerstandswaarden voor de sensor zijn als volgt:
1000 Ω bij 20 °C (68 °F)
1385 Ω bij 100 °C (212 °F)
circa 1078 Ω bij kamertemperatuur.
De volgende temperatuurlimieten gelden:
90 °C (194 °F): waarschuwing voor
lagertemperatuur
130 °C (266 °F): uitschakeling van de pomp door
te hoge lagertemperatuur
150 °C (302 °F): uitschakeling van de pomp door
te hoge statortemperatuur.
In Ex-goedgekeurde pompen is de
maximaal acceptabele temperatuur in de
lagersensoren 100 °C voor de onderste
lager (aseinde) en 120 °C voor de
bovenste lager.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Sl

Inhoudsopgave