4. Controleer of de schakelaars gesloten zijn, en
vervang ze indien nodig.
5. Controleer of de bewakingsunits, indien gebruikt,
correct werken.
6. Zorg er bij pompen in ondergedompelde
installaties voor dat deze volledig in de vloeistof
zijn ondergedompeld.
7. Zorg er bij pompen in droge opstelling voor dat er
vloeistof in de put aanwezig is.
8. Open de afsluiters, indien deze zijn aangebracht.
9. Controleer of het systeem is gevuld met vloeistof
en is ontlucht.
10. Controleer de instellingen van de
niveauschakelaars in de put.
11. Schakel de pomp in en controleer de werking op
abnormaal geluid of trillingen.
12. Na de inschakeling moet het actuele werkpunt
van de pomp worden bepaald. Controleer of aan
de bedrijfsomstandigheden wordt voldaan.
De pomp mag slechts gedurende een
korte periode worden ingeschakeld
zonder dat deze is ondergedompeld
om de draairichting te controleren.
Bedien de pomp altijd in overeenstemming met de
vastgestelde routines en voer geplande controles
van bewakingsapparatuur en toebehoren uit. Zorg
ervoor dat de pomp en de apparatuurinstellingen niet
kunnen worden gewijzigd door onbevoegden.
7. Opslag
Tijdens opslag moet de pomp worden beschermd
tegen vocht en hitte.
Na een periode van opslag inspecteert u de pomp
voordat u deze in bedrijf stelt. Zorg ervoor dat
de waaier vrij kan draaien. Let op de staat van
asafdichtingen, O-ringen en kabeldoorvoeren.
Tijdens opslag mag het product niet aan
direct zonlicht worden blootgesteld.
Opslagtemperatuur is -20 °C tot +55 °C.
Conform EN 60204-1 mag de temperatuur
gedurende korte periodes van maximaal
24 uur oplopen tot maximaal 70 °C .
Verwijder de beschermers van de
kabeluiteinden niet voordat de kabels zijn
geïnstalleerd om ze tegen vocht te
beschermen.
24
Als de pomp langer dan een maand wordt
opgeslagen, draait u de waaier ten minste
elke maand om te voorkomen dat de
afdichtingsvlakken van de onderste
mechanische asafdichting vastlopen.
Wanneer dit niet in acht wordt genomen
kan dit schade aan de asafdichting en
motorlagers veroorzaken wanneer de
pomp wordt ingeschakeld.
Als de waaier niet kan worden gedraaid,
neemt u contact op met een erkende
servicewerkplaats.
WAARSCHUWING
Beknellingsgevaar
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Draai de waaier niet met de hand.
Gebruik altijd geschikt gereedschap.
Bij pompen die zijn uitgerust met een
leischoep dient u ervoor te zorgen dat u de
leischoep niet beschadigt bij het draaien
van de waaier.