CHARGER ON
70
195
LADER AAN
WRONG RAM MEM.
71
210
FOUTIEF RAM
GEHEUGEN
72
30
VMN LOW
VMN LAAG
INIT VMN LOW
72
207
INIT VMN LAAG
DRIVER
74
74
SHORTED
KORTSLUITING
IN DRIVER
CONTACTOR DRIVER
75
75
CONTACTOR STUURPROGRAMMA
75
75
CONTACTOR CLOSED
CONTACTOR GELSLOTEN
75
75
CONT. DRV. EV
.
76
223
COIL SHOR. MC-EB
SPOEL
KORTGESLOTEN
MC-EB
77
38
CONTACTOR OPEN
78
78
VACC NOT OK
VACUÜM NIET OK
Acculader in bedrijfsmodus
Fout in RAM-geheugen
Fase spanning van de
aandrijfmotor te laag
Fase spanning van de
aandrijfmotor te laag
Kortsluiting op de uitvoer
van de spoel van de
lijncontacteur
Fout op lijncontactor
uitvoer
Fout op uitvoerlijn van
contactor
Fout in het drivercircuit van
de magneetklep
Kortsluiting in de aansturing
van de contactor/elektrische
rem
Lijncontacteur open
Potentiometer van de
aandrijving niet gekalibreerd
Use and Maintenance Manual - Series V8 E V10 E
Het alarm is normaal aanwezig wanneer het systeem
wordt ingeschakeld en de acculader in bedrijf is: alle
bewegingen zijn uitgeschakeld. Controleer of het NC-
netcontact in de acculader gesloten is en of de bedrading
voor het verbinden van het contact met de controller
correct is aangesloten.
Dit type fout heeft geen verband met externe componenten,
dus als het aanwezig is, vervang dan de controller.
A) Als het probleem zich voordoet bij het opstarten
(lijncontacteur open), controleer dan:
- De interne verbindingen van de motor (ohmse continuïteit);
- Voedingskabelverbindingen van de motor;
- Verlies van isolatie tussen de motor en het voertuigchassis.
Als de motorverbindingen in orde zijn, ligt het probleem
binnenin de controller.
B) Als het alarm optreedt tijdens de werking van de motor,
controleer dan:
- Motorverbindingen;
- Of de motorwikkelingen / kabels fase isolatieverliezen
hebben naar het machinechassis;
- Of het vermogenscontact van de lijncontacteur correct
uitgaat en een solide contact behoudt.
Als er geen problemen zijn met de motoren, ligt de fout in
de controller.
Controleer alstublieft:
- De interne verbindingen van de motor (ohmse continuïteit);
- Voedingskabelverbindingen van de motor;
- Verlies van isolatie van de motor op het voertuigchassis.
Als de motorverbindingen in orde zijn, ligt het probleem in de
controller, die moet worden vervangen.
A) Controleer of er een kortsluiting of lage
impedantie is tussen NLC CNB #6 en -BATT.
B) De drivercircuit in de controller is beschadigd en
moet worden vervangen.
C) De spoeldraden van de LC-lijncontacteur zijn
gebroken of niet verbonden, controleer dan de spoel.
Deze fout heeft geen verband met externe
componenten; vervang de controller.
Het wordt aanbevolen om de vermogenscontacten
van de LC-lijncontacteur te controleren; vervang de
LC-lijncontacteur indien nodig.
Het apparaat of zijn drivercircuit is beschadigd;
vervang de controller.
A) De belangrijkste typische oorzaak van deze foutcode ligt in de
bedrading of in de spoel. Controleer daarom de verbindingen
van de controller-uitgangen.
B) Als er geen storingen/problemen buiten worden gedetecteerd,
ligt het probleem in de controller, die moet worden vervangen.
Het kan te wijten zijn aan een contactprobleem in de
LC-lijncontacteur die niet werkt (geen aantrekking);
probeer de lijncontacteur te vervangen.
Als het alarm verschijnt bij het opstarten van de machine,
moet de initiële kalibratie van de aandrijfpotentiometer
worden uitgevoerd. Als het alarm wordt weergegeven nadat
de machine al is gekalibreerd, controleer dan de mechanische
kalibratie en functionaliteit van de aandrijfpotentiometer.
Page 39