2.7.
Bediening en gebruik van de machine
2.7.4.
Wijziging plaats van de actieve
werkplaats
•
Schakel de bediener van de rit in het neutraal - het
controlelicht gaat aan.
•
Stop en rem met de parkeerrem - het controlelicht gaat
aan.
•
Ga op de andere stoel zitten.
58
•
Ontrem - het controlelicht van de rem gaat uit.
•
Kies met de bediener van de rit de richting van het
rijden - het controlelicht van de actieve werkplaats
(13) gaat aan, het controlelicht van het neutraal gaat
uit - de werkplaats is geactiveerd.
AP 240