Bediener verschuiving (2)
Dient voor het instellen van de richting van het rijden
(reversatie) en het instellen van de snelheden door mid-
del van een draaibare handvat (A).
positie „F" - naar voren
positie „R" - naar achteren
Het onderdeel van de bediener van de rit is een zeke-
ring.
In de positie "N" - nde bediener kan niet uit het neutraal
komen.
In de positie "D" - de functie van de bediener van de rit kan
worden gebruikt.
AP 240
Pedaal accelerator (gas) (3)
Bedient de motortoeren.
4
Rempedaal (4)
Bedient de remmen van de achterwielen.
BEDRIJFSHANDBOEK
3
41