2.7.
Bediening en gebruik van de machine
2.7.1.
Motor aanzetten
ATTENTIE!
Controleer dagelijks voor het eerste aanzetten van de
motor de hoeveelheid van olie in de motor en in het
hydraulische vat, de brandstof in het brandstofvat, de
hoeveelheid olie in de schakelkast, het niveau van
remvloiestof. Controleer verder of er op de machine
geen losgemaakte, versleten of ontbrekende delen zijn.
Het starten van de motor wordt geblokkeerd indien
de rol niet wordt geremd met een parkeerrem.
Geef een waarschuwing voor het opstar-
ten van de motor met behulp van de toeter
en controleer of er niemand door het
aanzetten van de motor in gevaar komt!
U dient de motor uitsluitend vanuit de standplaats van
de bestuurder aan te zetten!
Volgorde van stappen bij het aanzetten:
•
Voeg de brandstof aan met handmatige pomp op de
motor (bij langer wegzetten van de machine).
•
Controleer of beide bedieners van de rit in de positie
van het neutraal staan.
AP 240
•
Zet de ontkoppelaar van de batterij aan (20).
•
Doe het sleuteltje (17) in de positie "I". Controleer of
de controlelichten van het opladen, het smeren van de
motor, het neutraal, de parkeerrem - d.w.z. de machine
is geremd, branden. De controlelichten van de actieve
besturing mogen niet knipperen (13) - anders kunnen
we niet starten.
BEDRIJFSHANDBOEK
53