3.4
P
APIER
• Voor transparanten:
- plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat
u ze uit het apparaat hebt gehaald;
- laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen.
Er kan zich dan stof of vuil ophopen wat leidt tot vlekken
bij het afdrukken;
- let op dat u geen vingerafdrukken maakt;
- bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om vervagen te voorkomen.
• Voor etiketten:
- controleer of het zelfklevende materiaal bestand is tegen
een fixeertemperatuur van 200
- zorg dat er geen zelfklevend materiaal blootligt tussen
de etiketten. Hierdoor kunnen de etiketten tijdens het
afdrukken losraken en loopt het vel etiketten mogelijk
vast. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken;
- laad een vel etiketten niet meer dan één keer in het
apparaat. De zelfklevende achterzijde van de etiketten
is daar niet op berekend;
- gebruik geen etiketten die loslaten van het vel, die gekreukt
zijn of die blaasjes of andere beschadigingen vertonen.
• Gebruik geen zelfdoorschrijvend papier of calqueerpapier.
Bij het gebruik van deze papiersoorten kunnen er chemicaliën
vrijkomen en kan het apparaat schade oplopen.
Papier laden
In de standaardlade
Plaats het afdrukmateriaal dat u voor het merendeel van de
afdruktaken gebruikt in de standaardlade.
De standaardlade kan maximaal 250 vellen gewoon papier van
75 g/m² bevatten.
U kunt een optionele lade kopen (lade 2) en deze onder lade 1
bevestigen om 250 extra vellen papier te kunnen gebruiken.
Zie pagina B.5 voor meer informatie over de plaatsing van de
optionele tweede lade.
o
C gedurende 0,1 seconde;