Geavanceerde HemoSphere-monitor
Raak de lijstknop Spanningsbereik aan om het weergegeven spanningsbereik te wijzigen.
De selecteerbare spanningsbereiken die beschikbaar zijn voor alle parameters zijn:
0 - 1 volt
•
0 - 5 volt
•
0 - 10 volt
•
Aangepast (raadpleeg 6.3.5.1: Kalibratie)
•
WAARSCHUWING
6.3.5.1 Kalibratie
De kalibratie-optie is nodig als de standaardwaarden onjuist zijn of het spanningsbereik onbekend is.
Het kalibratieproces configureert de geavanceerde HemoSphere-monitor met het analoge signaal dat
wordt ontvangen van de bedmonitor.
OPMERKING
LET OP
Raak het pictogram Instellingen
1
2
Raak de knop Geavanceerde instelling aan en voer het vereiste wachtwoord in. Alle
wachtwoorden worden tijdens de systeeminitialisatie ingesteld. Neem contact op met de
beheerder of IT-afdeling in uw ziekenhuis voor een wachtwoord.
Raak de knop Analoge ingang aan.
3
4
Selecteer het gewenste poortnummer (1 of 2) met de knop voor de lijst Poort en de
overeenkomende parameter (MAP of CVD) met de knop voor de lijst Parameter.
Selecteer Aangepast in het pop-upscherm voor spanningswaarde. Het scherm Aangepaste
5
instellingen analoge invoer verschijnt.
Simuleer een maximaal signaal vanaf de bedmonitor naar de geselecteerde analoge ingangspoort
6
op de geavanceerde HemoSphere-monitor.
Stel de maximale parameterwaarde in gelijk aan de maximale signaalwaarde.
7
8
Raak de knop Maximum kalibreren aan. De waarde Maximum A/D verschijnt op het scherm
Aangepaste instellingen analoge invoer.
Controleer bij het overschakelen naar een andere bedmonitor altijd of de
weergegeven standaardwaarden nog geldig zijn. Herconfigureer indien nodig
het spanningsbereik en het overeenkomende parameterbereik of voer een
kalibratie uit.
Voer geen kalibratie uit als de standaardwaarden juist zijn.
Alleen daarvoor getrainde medewerkers mogen de analoge poorten van
de geavanceerde HemoSphere-monitor kalibreren.
het tabblad Instellingen
135
6 Instellingen gebruikersinterface
aan.