Inhoudsopgave
Advertenties
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer de controlelamp laag
brandstofniveau gaat branden,
ga dan zo spoedig mogelijk
tanken.
De pijl naast het symbool van de pomp
toont aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Controlelamp oliedruk
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp oliedruk gaat branden
terwijl het oliepeil correct is. Laat dit
onmiddellijk controleren.
Wanneer de controlelamp
oliedruk tijdens het rijden gaat
branden, duidt dit op een
storing. Stop en zet de motor af.
Controleer het oliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 99).
Controlelamp water in
brandstof
De controlelamp water in
brandstof gaat branden
wanneer er zich veel water in
het brandstoffilter bevindt. Tap het water
onmiddellijk af. Zie Water in
brandstoffilter aftappen (bladzijde
101).
Richtingaanwijzer
De controlelamp van de
richtingaanwijzers knippert
wanneer u de richtingaanwijzers
inschakelt. Een plotselinge toename van
de knipperfrequentie waarschuwt voor
een defecte gloeilamp.
Instrumenten
Controlelamp koplampen
stadslicht inschakelt.
Controlelamp grootlicht
knippert wanneer u een lichtsignaal geeft.
Controlelamp mistlampen, vóór
inschakelt.
Controlelamp mistachterlicht
inschakelt.
Controlelamp overdrive
uitgeschakeld (O/D OFF)
E92387
overdrive uitschakelt. Zie
Automatische transmissie (bladzijde
70).
Controlelamp
vierwielaandrijving
vierwielaandrijving (AWD) in de stand 4H
of 4L wordt gezet. Zie Aandrijving op
alle wielen (AWD) (bladzijde 67).
46
De controlelamp van de
koplampen gaat branden
wanneer u het dimlicht of het
De controlelamp grootlicht gaat
branden wanneer u het
grootlicht inschakelt. Het
De controlelamp van de
mistlampen, vóór, gaat branden
wanneer u de mistlampen
De controlelamp van de
mistachterlichten gaat branden
wanneer u de mistachterlichten
De controlelamp overdrive
uitgeschakeld (O/D OFF) gaat
branden wanneer u de
De controlelamp
vierwielaandrijving gaat branden
wanneer de hendel van de
Advertenties
Inhoudsopgave
