1. Breng het wiel in lijn en schuif het op
de tapeinden. Zorg ervoor dat de
platte ringen van de wielmoeren naar
de velg zijn gekeerd. Breng de
wielmoeren aan en zet ze vast.
2. Laat de wagen zakken en verwijder
de krik.
3
5
2
E79156
3. Draai de wielmoeren in de
aangegeven volgorde definitief vast.
4. Druk de naafdop stevig aan met de
palm van uw hand.
5. Druk de doppen op de wielmoeren
stevig vast.
Wiel opbergen
LET OP
Hijs de reservewielhouder niet op
zonder het wiel te hebben vastgezet.
Wanneer geen wiel is aangebracht
kan het ophijsmechanisme bij het laten
zakken worden beschadigd.
1. Leg het wiel met de buitenzijde naar
beneden gekeerd plat op de grond.
Kantel de steun en steek hem met de
staalkabel door de centrale opening
in de velg.
2. Steek het platte uiteinde van de
wielmoersleutel geheel in de boring
en draai de wielmoersleutel rechtsom.
Velgen en banden
3. Berg de wielmoersleutel, de krik en de
VERZORGING VAN BANDEN
1
6
E70415
Zorg voor een langere levensduur ervoor
4
dat de banden van de voor- en
achterwielen gelijkmatig slijten. Wij raden
aan dat de voor- en achterwielen met
regelmatige intervallen van 15.000 tot 20
000 km (9.000 tot 12.000 mijl) te wisselen.
Als u een stoeprand moet oprijden, doe
het dan zo langzaam mogelijk en rijd zo
mogelijk haaks met de wielen het trottoir
op.
Controleer regelmatig de banden op
scheuren, vreemde voorwerpen of
onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Ongelijkmatige slijtage betekent dat de
wieluitlijning niet meer aan de specificaties
voldoet.
113
krikstang op.
LET OP
Laat tijdens het parkeren de
bandwangen niet langs
trottoirbanden schuren.