K
Motorolievuldop. Zie Motorolie controleren (bladzijde 99).
L
Accu. Zie Accu van de auto (bladzijde 106).
M
Reservoir ruitensproeiervloeistof. Zie Ruitensproeiervloeistof
controleren (bladzijde 102).
MOTOROLIECONTROLEREN
LET OP
Gebruik geen additieven of andere
smeermiddelen. Onder bepaalde
omstandigheden kunnen deze de
motor beschadigen.
N.B.: Het olieverbruik van nieuwe
motoren bereikt zijn normale waarde na
ongeveer 5.000 kilometer (3.000 mijl) te
hebben afgelegd.
Oliepeil controleren
A
E79039
A
MIN
B
MAX
N.B.: Controleer het oliepeil voordat de
motor wordt gestart.
N.B.: De wagen moet op een vlakke
ondergrond staan.
N.B.: Bij verwarming zet olie uit. Daardoor
kan het oliepeil enkele millimeters boven
het MAX merkteken staan.
Onderhoud
B
99
Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze
met een schone, niet pluizende doek
schoon. Breng de oliepeilstaaf weer aan
en verwijder hem opnieuw om het oliepeil
te controleren.
Controleer of het oliepeil tussen de MIN
en MAX merktekens op de peilstaaf
staat. Zo niet, vul dan olie bij. Staat het
tegenover het MIN merkteken, vul dan
onmiddellijk olie bij.
Olie bijvullen
E79040
WAARSCHUWING
Verwijder de olievuldop niet bij
draaiende motor.
Verwijder de olievuldop.
LET OP
Het oliepeil mag niet boven het MAX
merkteken komen te staan.